oefentoets woordenschat 2M

oefentoets
woordenschat
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

oefentoets
woordenschat

Slide 1 - Slide

Wat is een synoniem van eentonig?
A
speciaal
B
gewoon
C
saai
D
gelijk

Slide 2 - Quiz

Wat is de betekenis van de onderstaande spreekwoorden?
de daad bij het woord voegen
Na regen komt zonneschijn 
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
Je kunt soms beter je mond houden dan je mening geven.
niet praten maar doen 
Na iets vervelends komt iets leuks 

Slide 3 - Drag question

woordraadstrategieën

Nog eventjes 
wat theorie...

Slide 4 - Slide

5 woordraadstrategieën
- Zoek een synoniem
- Zoek een omschrijving of definitie
- Zoek een voorbeeld
- Zoek een tegenstelling
- Zoek een bekend woorddeel

Slide 5 - Slide

Wat betekent:
Verstrikt
A
Ergens een strikje om gedaan
B
Een streng persoon
C
Gevangen
D
Veel regels

Slide 6 - Quiz

Wat betekent:
Barrière
A
Een ruimteschip
B
een speciaal gebakje
C
Een teamsport
D
een versperring

Slide 7 - Quiz

Wat is een versperring?
A
Een voorwerp op een weg/ route af te sluiten
B
de verloren trouwring
C
een tropische vogel
D
een auto-onderdeel

Slide 8 - Quiz

Dat is een vreemde vogel.
Is dit letterlijk of figuurlijk
A
letterlijk
B
figuurlijk
C
letterlijk en figuurlijk

Slide 9 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
Ik heb overal schijt aan!
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 12 - Quiz

Wat is de betekenis van de onderstaande spreekwoorden?
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Een uiltje knappen 
Ergens de dupe van worden
Spijkers met koppen slaan 
Als er geen toezicht is, wordt er van alles gedaan wat niet mag.
een dutje doen 
Slachtoffer zijn van iets
afspraken maken waaraan men houvast heeft 

Slide 13 - Drag question

Heeft dit woord een achtervoegsel?

Deurbel
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Wat is een woord met een achtervoegsel?
A
fietstocht
B
smaakvol

Slide 15 - Quiz

Wat is het woord met een achtervoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand

Slide 16 - Quiz

Wat is een achtervoegsel?
A
Heksenhuis
B
Smaakvol
C
Onbestelbaar

Slide 17 - Quiz

Welk woord heeft een achtervoegsel
A
Geïnspireerd
B
Inspiratie
C
Ongeïnspireerd
D
Inspiratieloos

Slide 18 - Quiz

Wat is een woord met een achtervoegsel?
A
fietstocht
B
betekenisvol

Slide 19 - Quiz

Welk woord heeft géén achtervoegsel
A
verantwoordelijk
B
vriendschap
C
smartphone
D
wendbaar

Slide 20 - Quiz

Wat is een samenstelling?
A
meerdere woorden vormen één woord
B
twee woorden vormen een woord
C
een woord met een voorvoegsel
D
een woord met een achtervoegsel

Slide 21 - Quiz

Wat is een samenstelling?
A
Aaibaar
B
Meisjesfiets
C
kapot
D
niks

Slide 22 - Quiz

Wat is een samenstelling
A
weegschaal
B
schapen
C
school
D
krokodil

Slide 23 - Quiz

signaalwoorden als:
- bijvoorbeeld en zoals
verwijzen naar een:
A
voorbeeld
B
samenvatting
C
synoniem
D
conclusie

Slide 24 - Quiz

Wat is een tegenstelling?
A
Langzaam en snel
B
Lief en schattig
C
Mooi en meisje

Slide 25 - Quiz

Wat zijn tegenstellingen?
A
Woorden die het tegenovergestelde betekenen
B
Woorden die hetzelfde betekenen

Slide 26 - Quiz


Einde van de oefentoets 


Slide 27 - Slide

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellendverband?
A
maar, tegenover
B
daarentegen, toch
C
echter, hoewel
D
ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant

Slide 28 - Quiz