H4, les 1 Leesvaardigheid basis

Welkom H4C!
Telefoon in telefoontas?
Boek, schrift en pen op tafel?
Tas op de grond?

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom H4C!
Telefoon in telefoontas?
Boek, schrift en pen op tafel?
Tas op de grond?

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Boek van de week
- Wat weet je nog?
- Huiswerk bespreken
- Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Boek van de week

- Uitgebracht in 1957
- Tweede wereldoorlog
- 96 bladzijden




Slide 3 - Slide

Wat weet je nog/al?
  • Wat hebben we de vorige les gedaan?
  • Wat is een hoofdgedachte?
  • Een mededelende zin die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd
  • Wat is het verschil tussen het onderwerp en een hoofdgedachte?
  • Kan een vraag ook een hoofdgedachte zijn?
  • Welke vijf tekstdoelen kennen we?
  • Welke twee soorten titels kennen we?

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog/al?

Slide 5 - Slide

Wat weet je nog/al?
Tekstdoelen:

amuseren: het publiek vermaken met iets wat leuk, spannend of ontroerend is;
informeren: het publiek uitleggen hoe iets in elkaar zit, hoe iets is;
opiniëren: het publiek zelf een mening laten vormen;
overtuigen: het publiek een mening laten overnemen;
activeren: het publiek aanzetten iets te gaan doen (of juist niet te doen).

Slide 6 - Slide

Wat weet je nog/al?
Titels

informerend -> geeft aan waar de tekst overgaat
motiverend -> maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst

Slide 7 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 1 t/m 6 (blz. 10-12)

Slide 8 - Slide

Zelf aan de slag!
Wat? Lees de theorie op blz. 13 en 14. Maak opdracht 1, 2, 4 en 6 (blz. 13-19)
Hoe? Je mag in tweetallen overleggen.
Tijd? Je hebt tot het einde van de les, het is huiswerk voor vrijdag
Klaar? Lees de theorie op blz. 20 en maak daarna opdracht 1, 4, 5 en 6. (blz. 20-23)

Slide 9 - Slide

Emma Pijl

Slide 10 - Slide

Voorstellen
Jullie weten nu (een klein beetje) wie ik ben.

Maar... wie zijn jullie? 

Ik wil graag dat je bij je eigen naam een alliteratie bedenkt. Je schrijft deze alliteratie met kleine uitleg waarom je voor dit woord hebt gekozen op een stickynote en deze hang je vervolgens op het bord. 

Slide 11 - Slide

Verwachtingen
Je hebt de afgelopen drie jaar Nederlands gehad. Wat verwacht je van het vierde jaar? Heb je bijvoorbeeld je boek voor Nederlands al doorgebladerd? Wat hoop je dit jaar hier te leren? 

Ik wil jullie input graag gebruiken om mijn lessen daarop aan te passen. 



Slide 12 - Slide

Verwachtingen
De lessen Nederlands bestaan uit drie onderdelen:

1. Nieuw Nederlands (de methode)
2. Laagland (de literatuurmethode)
3. Lezen (uit een zelfgekozen leesboek van de lijst) 



Slide 13 - Slide

Indeling
Maandag 6e uur: Nieuw Nederlands
Dinsdag 3e uur: Lezen in leesboek
Vrijdag 7e uur: Nieuw Nederlands
Vrijdag 8e uur: Laagland 

In het begin zal ik dit ook in Magister vermelden, maar na verloop van tijd ga ik ervanuit dat je planning weet. Het kan zijn dat er van deze planning afgeweken wordt, dan zal ik dit duidelijk vermelden in Magister. 





Slide 14 - Slide

Aan de slag!
We lezen samen een tekst. We gaan namelijk de komende tijd ook aan de slag met leesvaardigheid. In een groepje ga je de volgende opdrachten (proberen) uit te voeren. Ga vooral met elkaar in gesprek en markeer je antwoorden bijvoorbeeld in de tekst of schrijf die erbij. 

Wat zijn moeilijke woorden in deze tekst? Welke woorden begrijp je niet?
Wat is de toon van alinea 1? 
Wat is het tekstdoel en de tekstsoort?
Is deze tekst betrouwbaar? 
Wat is het onderwerp?
Wat is de hoofdgedachte?
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Wat gaan we doen?
- Voorstellen
- Verwachtingen
- Indeling
- Aan de slag! 
- pauze 5 min -


Slide 16 - Slide

Wat gaan we doen?
- Voorstellen
- Verwachtingen
- Indeling
- Aan de slag! 
- pauze 5 min -
- Start Laagland
- Doelen
- Uitleg
- Samen aan de slag en daarna zelf aan de slag! 

Slide 17 - Slide

Laagland
Laagland is ingedeeld in een A en een B boek

A: literaire ontwikkeling en begrippen
B: literatuurgeschiedenis 

Slide 18 - Slide

Literatuur
 Literaire ontwikkeling en begrippen

Het is daarbij de bedoeling dat je literaire teksten en tekstsoorten leert herkennen en onderscheiden. Verder is het van belang dat je literaire begrippen begrijpt én kan toepassen bij de interpretatie van literaire teksten. 

Om te beginnen: Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 19 - Slide

Literatuur
  • Weet je nog wat het verschil is tussen fictie en non-fictie?
  • Bij veel van die teksten kun je als lezer ook de vraag stellen: waar of niet waar? Teksten over een bestaande (historische) situatie, waarbij het doel voor jou als lezer direct duidelijk is en waarbij je jezelf de vraag waar of niet waar kunt stellen, noemen we non-fictie.

  • Bij fictie is dat anders. De vraag waar of niet waar is bij fictie niet aan de orde. Een fictionele tekst heeft ook geen doel, zoals een gebruiksaanwijzing, recept of een leertekst, want een fictionele tekst is géén beschrijving van een bepaalde (historische) situatie in de werkelijkheid.
  • Bij een fictionele tekst stel jij je als lezer een bepaalde situatie voor. Als lezer creëer jij al lezend een ‘wereld in woorden’.

Slide 20 - Slide

Literatuur
  • Wat is literatuur?
  • Fictionele teksten waaraan veel betekenis of waarde wordt gehecht: literaire teksten, of: literatuur. 

  • In veel literaire teksten verschilt het taalgebruik van het alledaagse taalgebruik. 
  • Als lezer verwacht je in een literaire tekst eerder bepaalde vormen van rijm of beeldspraak dan in een leertekst of in een gebruiksaanwijzing.

Slide 21 - Slide

Literatuur
Literaire teksten worden in drie soorten verdeeld.

1. Proza -> vullen de regels de totale breedte van de pagina. Romans (honderd bladzijden of meer), novellen (ongeveer tachtig tot honderd bladzijden) en het kort verhaal (minder dan vijfentwintig bladzijden) zijn vormen van proza. Een prozatekst is verdeeld in alinea’s. Romans zijn verdeeld in hoofdstukken.
2. Poëzie -> herken je doordat de tekst op een bijzondere manier op de bladzijde staat, vaak met veel wit. Er zijn ook liedteksten die tot de poëzie worden gerekend.
3. Toneel -> verschilt van proza en poëzie. Proza en poëzie lees je zelfstandig en individueel. Toneelteksten daarentegen zijn in de eerste plaats bedoeld om gespeeld te worden voor een publiek. De tekst van het toneelstuk vormt het uitgangspunt van de voorstelling.

Slide 22 - Slide

Literatuur

Slide 23 - Slide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1, 2, 3 en 6 van module 1 Laagland.
Hoe? Je mag in groepjes werken en met elkaar overleggen
Tijd? Je hebt tot het einde van de les, het is huiswerk voor volgende week vrijdag
Klaar? Kom dan bij me. 

Slide 24 - Slide

Hoe voel je je aan het eind van deze dag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll