De onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
• ik lees
• ik werk
De onvoltooid verleden tijd (o.v.t.):
• ik las
• ik werkte
De voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.):
• ik heb gelezen
• ik heb gewerkt
De voltooid verleden tijd (v.v.t.):
• ik had gelezen
• ik had gewerkt