Overhoring woordjes klas 4 periode 2 - 1 t/m 100

Overhoring woordjes periode 2 - 1 t/m 100 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Overhoring woordjes periode 2 - 1 t/m 100 

Slide 1 - Slide

Wat betekent EN FEBRERO HACE FRÍO?

A
In februari is het koud
B
In februari vriest het
C
In de fabriek verpakken ze fruit
D
Ik heb liever de blauwe

Slide 2 - Quiz

Wat is de vertaling voor NAAST in het Spaans?
A
enfrente
B
entre
C
al lado

Slide 3 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans: Ik ga met de fiets naar school?

Slide 4 - Open question

el coche
el chandál
el avión

Slide 5 - Drag question

Hoe vertaal je in het Nederlands QUIÉN?
A
hoe
B
wat
C
waar
D
wie

Slide 6 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans DAARNA?
A
después
B
bastante
C
también
D
muy

Slide 7 - Quiz

¿Qué te gusta llevar?
Beantwoord deze vraag met een complete zin.

Slide 8 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans AUGUSTUS?

Slide 9 - Open question

Wat betekent de zin: ¿Cuánto vale este abrigo? ?

Slide 10 - Open question

Welke vertaling is juist voor BOODSCHAPPEN DOEN?
A
Ir de compras
B
Hacer la compra

Slide 11 - Quiz