online les 4 Eiwitsynthese en mutaties

Menselijk lichaam 4. DNA & Afweer
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Menselijk lichaam 4. DNA & Afweer

Slide 1 - Slide

wat gaan we doen
herhaling - eiwit synthese
- DNA replicatie
- genetische variatie.
mutaties

Slide 2 - Slide

Bevatten prokaryoten histonen?
A
Ja, het DNA zit om de eiwitten heen
B
Ja, de histonen liggen los in het cytoplasma
C
Ja, Histonen hebben een belangrijke rol tijdens DNA- replicatie
D
nee, prokaryoten hebben geen chromosomen

Slide 3 - Quiz

Wat is de genetische code van de volgende aminozuurketen: Arg-Lys-Val
A
AGA , AAA , GUU
B
AGG, AAG, UUG
C
UAA, AAG, GUA
D
UAA, AGG, GUA

Slide 4 - Quiz

Kan een t-RNA-molecule slechts één type aminozuurmolecule binden of verschillende typen?
A
één specifiek
B
verschillende typen

Slide 5 - Quiz

Kunnen aminozuren door slechts één type t-RNA-molecule gebonden worden of door
verschillende typen?
A
één specifiek
B
verschillende typen

Slide 6 - Quiz

Wat is het voordeel van polyribosomen boven enkelvoudige ribosomen?
A
Dan kunnen er meerdere eiwitmoleculen tegelijkertijd ontstaan
B
dat er veel eiwitten in het cytoplasma aanwezig is
C
dat er heel veel ribosomen aan 1 RNA gekoppeld is
D
geen van de antwoorden

Slide 7 - Quiz

Leg voor jezelf uit....

Slide 8 - Slide

Eiwitsynthese
Proces van transcriptie - eiwitvouwen 

Vier verschillende structuren mogelijk

Kijk de volgende video en beantwoord:

Leg uit welke verschillende soorten verbindingen in elke structuur voor komt

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Genetische variatie
Onafhankelijke overerving           Crossing-over                                          Bevruchting

Slide 11 - Slide

Waarom wil men genetische variaties vaak vermijden in de veeteelt en de akkerbouw?

Slide 12 - Open question

Iemand ontdekt op een stuk bouwland een tarweplant die veel langer is dan de andere
tarweplanten in de omgeving. Welke verklaringen zijn hiervoor denkbaar?

Slide 13 - Open question

Kan er bij mannen ook recombinatie door crossing-over optreden van allelen van het X-chromosoom?
A
ja, het zijn homologe chromosomen
B
nee, het zijn homologe chromosomen
C
ja, het zijn heterosome chromosomen
D
nee, het zijn heterosome chromosomen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

In wat voor cellen is de kans het grootst, dat een optredende mutatie een grote uitwerking
heeft?
A
geslachtcellen
B
stamcellen
C
geslachtcellen en stamcellen
D
geen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

In welke cellen is de kans op een opgetreden mutatie het minst merkbaar: Bij een kiemcel van
de opperhuid, een zenuwcel van het ruggenmerg, een zaadcel of een stamcel van het rode
beenmerg?
A
kiemcel van de opperhuid
B
een zenuwcel van het ruggenmerg
C
zaadcel
D
een stamcel van het rode beenmerg

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Welk afwijkende karygram was er te zien?
A
Nr 13 = syndroom van Patau
B
Nr 18 = syndroom van edwards
C
nr 21 = syndroom van down
D
Turner syndroom XO

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

In een cel vindt een mutatie plaats waarbij CCA, CCT wordt.
Welke basen bevat het m-RNA-molecule dat bij de transcriptie ontstaat?
A
GGT
B
GGU
C
GGA
D
CCU

Slide 32 - Quiz

Als in het DNA een codon voorkomt met UCA is er dan een mutatie opgetreden?
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quiz

Het codon voor valine is GUU. Als door een mutatie de laatste base vervangen wordt door een van de andere basen, voor welk of welke aminozuren kan dit gemuteerde codon gaan coderen?
A
Ala
B
Leu
C
Gln
D
geen, blijft VAL

Slide 34 - Quiz