Themales 1.3

Themales 1.3
Dat doe ik morgen wel (tijd)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Themales 1.3
Dat doe ik morgen wel (tijd)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Een vlucht missen wil je niet.​


Heb jij wel eens gevlogen?​
Ben je wel eens in een andere tijdzone geweest?​
Waar moet je rekening mee houden om op tijd te komen?



Slide 3 - Slide

Factoren om rekening mee te houden
Reistijd naar luchthaven (file, vertraging, overstappen)​

Inchecken (van koffers)​
Beveiliging​
Douane​
Looptijd naar gate​
Hoe laat kom je aan in een andere tijdzone?​
Hoe laat kom je aan in een land dat niet aan zomertijd of wintertijd doet? Of dat alleen nog de zomertijd gebruikt?​
De zomertijd is ingevoerd zodat het 's zomers 's avonds langer licht blijft. Door meer gebruik te maken van het daglicht, gebruik je minder energie. Zijn jullie het hier mee eens? Of zijn er andere meningen?​
We kennen een schrikkeljaar: eens in de vier jaar telt een jaar dan een dag extra: 29 februari. Zijn er studenten die jarig zijn op deze dag? Kennen jullie mensen die op deze dag zijn geboren? Hoe gaan die om met hun verjaardag?







Slide 4 - Slide

Rekendoelen
Je kunt bekende maten voor tijd gebruiken om schattend te rekenen.​

Je kunt precies rekenen met eenheden voor tijd.​
Je kunt meetinstrumenten en bronnen waarin tijd voorkomt aflezen, interpreteren en er berekeningen mee maken.

Slide 5 - Slide

Als je schattend rekent met tijd, dan bepaal je hoelang iets ongeveer duurt of hoeveel tijd iets ongeveer kost.​


Van sommige activiteiten weet je hoelang ze ongeveer duren:​

In 1 uur loop je ongeveer 5 kilometer.​
In 1 uur fiets je ongeveer 15 tot 20 kilometer.​
In 1 uur rijd je met de auto op de snelweg 100 tot 130 kilometer.​
Een zachtgekookt ei leg je ongeveer 4 minuten in kokend water. Een hardgekookt ei kook je ongeveer 10 minuten.​
Een gerecht met bladerdeeg bak je in ongeveer 15 tot 20 minuten in de oven.​
Een reguliere les duurt ongeveer 50 minuten tot een uur.​
Een seconde duurt ongeveer net zo lang als het uitspreken van het woord ‘eenentwintig’.​
Je hartslag is in rust tussen de 60 en 100 slagen per minuut.










Slide 6 - Slide

Als je schattend rekent met tijd, dan bepaal je hoelang iets ongeveer duurt of hoeveel tijd iets ongeveer kost.​
Van sommige activiteiten weet je hoelang ze ongeveer duren:​

In 1 uur loop je ongeveer 5 kilometer.​
In 1 uur fiets je ongeveer 15 tot 20 kilometer.​
In 1 uur rijd je met de auto op de snelweg 100 tot 130 kilometer.​
Een zachtgekookt ei leg je ongeveer 4 minuten in kokend water. Een hardgekookt ei kook je ongeveer 10 minuten.​
Een gerecht met bladerdeeg bak je in ongeveer 15 tot 20 minuten in de oven.​
Een reguliere les duurt ongeveer 50 minuten tot een uur.​
Een seconde duurt ongeveer net zo lang als het uitspreken van het woord ‘eenentwintig’.​
Je hartslag is in rust tussen de 60 en 100 slagen per minuut.










Slide 7 - Slide

Welke eenheden van TIJD ken je?

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Slide

Aantal dagen in een maand.

Slide 10 - Slide

1 minuut is 60 seconden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

2:05 minuut is gelijk aan 125 seconden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

10:47 uur - 11:08 uur. De tijdsduur is 22 minuten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

EEN VOORBEELD
Dick vliegt van Amsterdam naar Phoenix in de Verenigde Staten. Hij moet overstappen in Detroit. Hoelang is Dick in totaal onderweg? 

In Detroit is het 6 uur vroeger dan in Amsterdam. In Phoenix is het zelfs 8 uur vroeger dan in Amsterdam. 

Slide 14 - Slide

EEN VOORBEELD







Stap 1 | Zoek in het vluchtschema naar de benodigde informatie 

Slide 15 - Slide

EEN VOORBEELD






Je hebt nodig de vertrektijd (10:35) en de aankomsttijd (15:52)

Slide 16 - Slide

EEN VOORBEELD
De gevonden tijden zijn gegeven in lokale tijden. Daarom is stap 2 het omrekenen naar dezelfde plaatselijke tijd. 

In Phoenix is het 8 uur vroeger dan in Nederland, dus 15:52 in Phoenix is 23:52 in Nederland. 

Slide 17 - Slide

EEN VOORBEELD
De laatste stap is het berekenen van de totale reisduur;
Vertrek om 10:35 en aankomst om 23:52. 
De totale reisduur is dus 13 uur en 17 minuten

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Themles 1.3

Opdrachten 1 t/m 6
Test jezelf

Slide 19 - Slide

Afsluiting
Meten en rekenen met tijd

Volgende les:
Themales 1.4 
Een dag als bezorger ( Lengte)

Slide 20 - Slide