Paragraaf 3.4: Het christendom in het Romeinse Rijk (deel 1)

Paragraaf 3.4: Het christendom in het Romeinse Rijk 
H2. Griekse steden, een Romeins rijk
par. 2.4 Het christendom ontstaat
1 / 12
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 3.4: Het christendom in het Romeinse Rijk 
H2. Griekse steden, een Romeins rijk
par. 2.4 Het christendom ontstaat

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe het christendom ontstond.
  • Je kunt vijf belangrijke kenmerken van het christendom noemen.
  • Je kunt beschrijven hoe het christendom zich verspreidde over het Romeinse Rijk.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

De Romeinen waren polytheïstisch: ze geloofden in meer dan één god.
H2. Griekse steden, een Romeins rijk
par. 2.3 De Romeinse samenleving

Slide 5 - Slide

Het Jodendom
  • In de Romeinse provincie Judea hielden mensen hun eigen geloof: jodendom. ✡️
  • Bijzonder geloof, omdat: monotheïstisch geloof: geloven in één god.

Slide 6 - Slide

Het christendom
  • Sommige Joden zagen Jezus van Nazareth als de verlosser, gestuurd door God, en volgden hem. ✝️
  • Ze gaven Jezus de naam Christus (gezalfde/koning).
-> Noemden zich christenen.

Slide 7 - Slide

Het christendom
  • Zo ontstond er een nieuw geloof: het christendom.✝️

  • Sommige Joodse leiders vonden Jezus een onruststoker: bedreiging voor hun positie. 😠

Slide 8 - Slide

Het christendom
  • Ze klaagden over Jezus bij de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus.

  • Jezus werd gearresteerd en gekruisigd.

Slide 9 - Slide

Het christendom
  • Ze klaagden over Jezus bij de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus.

  • Jezus werd gearresteerd en gekruisigd.

Slide 10 - Slide

De Paus
De Paus werd de belangrijkste bestuurder van de Christenen.

313: Keizer Constantijn werd zelf christelijk, geen vervolging meer :)

Slide 11 - Slide

timer
15:00
Veel succes!
AAN DE SLAG!
Wat?
Maken ........
Waarom?
Zo begrijp je de leerdoelen beter
Hoe?
Lees de teksten, maak de vragen
Hulp?
Rood: stilte, geen vragen
Oranje: stilte, je mag vragen stellen
Groen: zachtjes overleggen
Klaar?
Keuze opdrachten of alvast doorlezen paragraaf 2

Slide 12 - Slide