Speculaas

speculaas
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Basisschool

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

speculaas

Slide 1 - Slide

Doel
Ophelderen van onduidelijkheden.
Je leert wat synoniemen zijn. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lees de tekst

Slide 4 - Slide

Ophelderen van onduidelijkheden
  • Werk met je maatje
  • Welke woorden zou iemand die de tekst moeilijk vindt niet weten?
  • Kies er 10 uit
  • Schrijf ze in alfabetische volgorde
  • Zoek de betekenis op 

Slide 5 - Slide

synoniem zoeken

Zoek met je maatje een synoniem voor: 
  • voorstelling
  • omstreeks
  • populair 
  • betreffende
  • voornamelijk

Slide 6 - Slide

Welke titel past het beste bij alinea 2?
A
Speculaas rijst niet.
B
De temperatuur
C
Hoe maak ik speculaas?
D
Het deeg

Slide 7 - Quiz

Waar verwijst het woord "deze" naar in regel 31?
A
De hoofdingrediënten
B
niet kruidige karamelkoekjes
C
speculoos
D
kaneel

Slide 8 - Quiz

Wat moet er op regel 16 worden ingevuld?

A
mengen
B
bakken
C
eten
D
laten rijzen

Slide 9 - Quiz

Wat voor soort tekst is dit?
A
informatief
B
fictief
C
strip
D
krantenbericht

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de oudste gelegenheden waar mensen speculaas aten?
A
kerst
B
bij het sinterklaasfeest
C
kermis en bruiloften
D
tijdens adventstijd

Slide 11 - Quiz