Het bezittelijk voornaamwoord

 Het bezittelijk voornaamwoord
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

 Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

het bezittelijk voornaamwoord
Vandaag ga je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits leren.
Wat is eigenlijk het bezittelijk voornaamwoord in het Nederlands?
 Kijk naar de volgende vragen. 

Slide 2 - Slide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 3 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar|
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 4 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is bijvoorbeeld de eigenaar of maker van het voorwerp: mijn fiets, haar tekening, hun huis

Slide 5 - Slide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt lidwoord dus:

Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule

Je schrijft niet !!!!

Das ist eine meine Schule

Slide 6 - Slide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elk persoon het bezittelijk voornaamwoord.

ik - mijn- mein     jij- jouw- dein   zij- haar- ihr   

hij - zijn - sein   het- zijn- sein   wij - ons\onze - unser

jullie -jullie-euer        zij- hun - ihr         u - uw - Ihr



Slide 7 - Slide

Wij gaan nu even checken wat je hebt begrepen.
Maak de volgende quiz.

Slide 8 - Slide

Was ist ...............(jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 9 - Quiz

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 10 - Quiz

Das sind..................(onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 11 - Quiz

............ (jullie) Weinachtsbaum (m) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 12 - Quiz

................(onze) Klassenlehrer heißt Farhou.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 13 - Quiz

Maaike ist ..............(haar) Freundin.
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 14 - Quiz

.............(uw) Handy (o) klingelt , Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unser

Slide 15 - Quiz

Das ist ........................ (mijn) Geburtstagsgeschenk (o)
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 16 - Quiz