Natuur - Genetica

Evolutie en genetica
B.4.3
B.5.5
B.5.6
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NT2Zaakvakcursus natuur & techniekHBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Evolutie en genetica
B.4.3
B.5.5
B.5.6

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen vandaag?
Wat gaan we doen vandaag?
1. Evolutie
- Survival of the fittest
- natuurlijke en kunstmatige selectie
2. Genetica en erfelijkheid
- Mitose en meiose
- Genen en eigenschappen
- erfelijkheid
- Genen en mutaties

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Evolutie

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Evolutie
Evolutie is het proces waarin alle organismen (alles wat leeft) langzaam veranderen van kenmerken.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Charles Darwin
De theorie legt uit hoe planten, dieren en zelfs de mens zijn ontstaan uit een voorouder en zich dankzij natuurlijke selectie aan hun omgeving hebben aangepast. 

Vinken van de galapagos-eilanden zien er verschillend uit, dit komt door het voedsel op de verschillende eilanden. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Natuurlijke selectie
= Door natuur gemaakte selectie --> Grote biodiversiteit
- Survival of the fittest 

 
Kunstmatige selectie
= Door de mens gemaakte selectie
- selectief fokken

Slide 6 - Slide

Voorbeeld kunstmatige selectie:
Snoeptomaatjes zijn speciaal gefokt en daarom zijn ze zo klein.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Survival of the fittest
= de natuurlijke selectie die optreedt door het overleven van het nageslacht van de best aangepaste binnen een populatie
Survival of the fittest

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Evolutie door isolatie

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Genetica en stambomen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Genen
3 termen die je moet kennen​

Genotype: Genen die de eigenschappen bepalen

Fenotype: eigenschappen die waargenomen kunnen worden

Mutatie: Door een foutje in het delen, kan de werking van het gen veranderen. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

A. een verschillend genotype en een verschillend fenotype. 

B. hetzelfde genotype en hetzelfde fenotype. 

 C. een verschillend genotype, maar hetzelfde fenotype.

 D. hebben hetzelfde genotype, maar een verschillend fenotype.  
Twee knollen van dezelfde aardappelplant worden volgens bovenstaand schema geplant en geteeld op twee verschillende plaatsen. Wat valt er te zeggen over het genotype en het fenotype van deze twee nieuwe aardappelplanten? De twee planten hebben..  

Slide 13 - Slide

This item has no instructions


A
een verschillend genotype en een verschillend fenotype.
B
hetzelfde genotype en hetzelfde fenotype.
C
een verschillend genotype, maar hetzelfde fenotype.
D
hebben hetzelfde genotype, maar een verschillend fenotype.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Mitose: alle lichaamscellen 
Meiose: voortplantingscellen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Erfelijkheid 
Man of vrouw?
X      X          X    Y 
Moeder: X
Vader: X/Y

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Erfelijk
b
b
B
Bb
Bb
b
bb
bb
ouder 1: blauw
ouder 2: bruin
b
b
B
Bb
Bb
B
Bb
Bb
Homozygoot: twee dezelfde genen voor dezelfde eigenschap
Heterozygoot: twee verschillende genen voor dezelfde eigenschap

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Oefenen
Een heterozygote man met bruine ogen en een homozygote vrouw met blauwe ogen gaan voortplanten. Wat is de kans dat hun kind blauwe ogen krijgt?
(Bruin is dominant en blauw is recessief)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Oefenen
Een homozygote man met bruine ogen en een homozygote vrouw met blauwe ogen gaan voortplanten. Wat is de kans dat hun kind blauwe ogen krijgt?
(Bruin is dominant en blauw is recessief)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Stambomen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Job heeft de ziekte hemochromatose. De ziekte is erfelijk en wordt veroorzaakt door een recessief gen dat niet op het X of Y chromosoom ligt. Een genetische test wijst uit dat zijn vrouw Noa geen drager is van het gen dat de ziekte veroorzaakt. Noa is zwanger van Job. Hoe groot is de kans dat het kind van Job en Noa de ziekte hemochromatose heeft? 

Slide 21 - Slide

De man is dus aa
de vrouw is geen drager dus die heeft AA

als je dit invoert in een kruistabel 
dan krijg je een 0% kans dat ze de aandoening hebben maar wel 100% kans dat ze drager zijn.
Hoe groot is de kans?
Homeochromatose is recessief

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions


merrie = homozygoot

A
Het gen voor rode vacht is dominant
B
Het gen voor rode vacht is recessief
C
Dat is uit de informatie niet met zekerheid af te leiden

Slide 24 - Quiz

Merry is homozygoot voor de rode vacht 
de hengst is homozygoot of hetero zygoot. de nakomelingen hebben een rode en een zwarte vacht. dus de hengst moet heterozygoot zijn, anders zijn twee verschillende kleuren als nakomelingen niet mogelijk
dus kruistabel 
V= zwart
v = rood
 
      v      v             
V.   Vv.   Vv
v     vv    vv

Als rood dominant = krijg je een kleur nakomelingen
dus rood is recessief 
Hoe goed begrijp je de stof?
010

Slide 25 - Poll

This item has no instructions

Extra leren
mitose en meiose:  
https://www.youtube.com/watch?v=zrKdz93WlVk 
Kruistabellen oefenen: https://biologiepagina.nl/Havo4/4Erfelijkheid/Oefenen.htm 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

B.4.6
De aspirant-student kan het ontstaan van geslachtscellen beschrijven aan de hand van het verschil tussen een dubbele set en een enkelvoudige set chromosomen en de rol van chromosomen bij het overdragen van erfelijke eigenschappen op nakomelingen toelichten. Meiose (vorming chromosoomparen), DNA, gen, erfelijke eigenschappen, erfelijkheid (dominant, recessief), X- en Y- chromosoom 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

B.5.5
 De aspirant-student kan uitleggen dat de erfelijke aanleg en de interactie met de omgeving de ontwikkeling van een organisme bepalen. Fenotype, genotype, erfelijke aanleg 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

B.5.6
De aspirant-student kan beschrijven hoe soorten evolueren: genetische variatie in een veranderende omgeving leidt tot (natuurlijke) selectie, waarbij beter aangepaste organismen meer kans hebben op overleving en voortplanting. Darwin, evolutie, biodiversiteit, fossiel, natuurlijke selectie, isolatie, genetische variatie, mutatie, genetische modificatie, kunstmatige selectie 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions