week 4

Bienvenidos
¿Qué vamos a hacer?
  • Repaso de todo
  • evaluación diagnóstica
Semana 4
1 / 46
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Bienvenidos
¿Qué vamos a hacer?
  • Repaso de todo
  • evaluación diagnóstica
Semana 4

Slide 1 - Slide

Tien redenen waarom je in Spanje geen last hoeft te hebben van de ‘Blue Monday’ of ‘deprimaandag’
Maandag 20 januari (2025) is de meest depressieve dag van het jaar. Dit noemt men in het Engels ‘blue monday’ of in het Nederlands ‘depirmaandag’ of ‘blauwe maandag’  Er is niet echt een Spaanse naam voor dit fenomeen, maar ongetwijfeld zullen veel Spanjaarden zich ook ‘blue’ of ‘blauw’ of ‘azul’ voelen op deze internationale depressieve dag.
Het gaat in dit geval om de derde maandag van het nieuwe jaar, waarop onderzoekers jaren geleden al ontdekten dat de mensen triester zijn dan normaal. Daarom noemt men deze maandag dan ook de trieste of depressieve dag van het jaar of ‘blue monday’.
Maar waarom is deze derde maandag van het jaar dan zo’n trieste en depressieve dag? Daar zijn enkele factoren voor. Als eerste het weer, koud, nat en donker op de meeste plaatsen waardoor mensen zich sneller triest of unhappy voelen, iets wat overigens niet overal in Spanje geldt.Daarnaast ook economische motieven na de drukke en vaak dure kerstdagen en het nog niet ontvangen hebben van een salaris. Ook heeft het niet kunnen voldoen aan de vele nieuwjaarsvoornemens een invloed op het blauwe en trieste gevoel. Zo zijn er veel mensen die bijvoorbeeld zeggen te stoppen met roken of naar de gym te gaan, maar dat rond deze tijd van het jaar al niet meer doen.
Wat zijn deze 10 redenen denk je? Bespreek en schrijf op. 

Slide 2 - Slide

Tien redenen waarom je in Spanje geen last hoeft te hebben van de ‘Blue Monday’ of ‘deprimaandag’
  1. Klimaat
  2. Cultuur en natuur
  3. Gastronomie
  4. Mensen
  5. Mañana
  6. Sociaal
  7. Siesta 
  8. De taal
  9. Betaalbaar
  10. Het leven op straat


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

12

Slide 5 - Video

Leerdoel
  • Ik ken de kleuren, delen van een huis en meubels in het Spaans 

Hiermee kan ik dingen beschrijven, bijvoorbeeld mijn  huis, slaapkamer, school etc. 
Ik begrijp wanneer iemand iets omschrijft, bijvoorbeeld huis, keuken, etc

Slide 6 - Slide

00:36
De moeder vraagt of het een ..... is
A
jongen
B
meisje
C
man
D
vrouw

Slide 7 - Quiz

00:39
Moeder vraagt of hij ............... is
A
knap
B
slim
C
sterk
D
aardig

Slide 8 - Quiz

00:51
Moeder vraagt of het een ...... is.
A
collega
B
vriend
C
kennis

Slide 9 - Quiz

01:40
Dit is haar...

Slide 10 - Open question

02:05
Dit is María toen ze ..... was.

Slide 11 - Open question

02:29
Nu is María heel
A
lang en slank
B
knap en lang
C
knap en slim
D
Slim en creatief

Slide 12 - Quiz

02:37
Wat zou "desastre" betekenen? Denk aan het Engels.

Slide 13 - Open question

03:00
Wat vraagt moeder hier? Schrijf de vraag in het Spaans

Slide 14 - Open question

03:11
Dit is haar....

Slide 15 - Open question

03:16
Haar vader is een ..... man.
A
prachtige
B
slimme
C
lange
D
mooie

Slide 16 - Quiz

03:45
Waar woont de zus van María?

Slide 17 - Open question

03:53
Volgens moeder is
Maria's zus
een ..... meisje

Slide 18 - Mind map

Los colores

Slide 19 - Slide

Match the words with the colors
amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón

Slide 20 - Drag question

El color de Holanda es....
A
rojo
B
naranja
C
amarillo
D
verde

Slide 21 - Quiz

El cielo es...
A
rojo
B
marrón
C
azul
D
verde

Slide 22 - Quiz

La madera es...
A
rojo
B
marrón
C
azul
D
verde

Slide 23 - Quiz

La fresa es ...

Slide 24 - Open question

El sol es ...

Slide 25 - Open question

Las hojas son ...

Slide 26 - Open question

Leerdoel
  • Ik ken de getallen tm 100 in het Spaans

Hiermee kan ik bijvoorbeeld zeggen hoeveel ik van iets heb, leeftijd aangeven, prijzen horen en zeggen etc. 

Slide 27 - Slide

getallen t/m 20
Leerdoel: getallen t/m 100
  • uno
  • dos
  • tres
  • cuatro
  • cinco
  • seis
  • siete
  • ocho
  • nueve
  • diez
  • once
  • doce
  • trece
  • catorce
  • quince
  • dieciséis
  • diecisiete
  • dieciocho
  • diecinueve
  • veinte
Woordenlijst blok 8

Slide 28 - Slide

getallen 21 t/m 29
van 21 t/m 29      


veinti + eenheden    
aan elkaar geschreven!  
Leerdoel: getallen t/m 100
  • 21 veintiuno
  • 22 veintidos
  • 23 veintitrés
  • 24 veinticuatro
  • 25 veinticinco
  • 26 veintiseis
  • 27 veintisiete
  • 28 veintiocho
  • 29 veintinueve
woordenlijst blok 8

Slide 29 - Slide

getallen 30 t/m 99
van 30 t/m 99    

tientallen + eenheden
los van elkaar met "y"
vb: 31 = treinta y uno 
42 = cuarenta y dos
Leerdoel: getallen t/m 100
  • 30 treinta
  • 40 cuarenta
  • 50 cincuenta
  • 60 sesenta
  • 70 setenta
  • 80 ochenta
  • 90 noventa
  • 100 cien
  • 101 ciento uno
woordenlijst blok 8

Slide 30 - Slide

Vamos a escuchar
LA: pág. 37 --> ejercicio 10
Leerdoel: getallen t/m 100

Slide 31 - Slide

¿Cuántos hermanos tienes?

Slide 32 - Slide

¿Cuántas bicicletas tienes?

Slide 33 - Slide

¿Cuántos años tienes?

Slide 34 - Slide

¿Cuántos euros tienes?

Slide 35 - Slide

¿Cuántos libros tienes?

Slide 36 - Slide

¿Cuántos amigos tienes?

Slide 37 - Slide

¿Cuántos (video)juegos (de mesa) tienes?

Slide 38 - Slide

¿Cuántos bolígrafos tienes?

Slide 39 - Slide

Once + Cuarenta =

Slide 40 - Slide

veinticuatro + setenta y uno =

Slide 41 - Slide

treinta y dos + cincuenta y ocho =

Slide 42 - Slide

sesenta y tres +  catorce =

Slide 43 - Slide

Veintiuno +  veintisiete =

Slide 44 - Slide

Tarea final
P.11 TM 14

Leerdoel: tarea final

Slide 45 - Slide

A trabajar
Maak:
Leer: Blok 5 TM 8
Maak: LE 2.15 TM 2.18
Leerdoel: colores, casa,números

Slide 46 - Slide