week 4

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • repetir 
  • Repetir los adjetivos
  • repetir el vocabulario
Semana 2
1 / 40
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • repetir 
  • Repetir los adjetivos
  • repetir el vocabulario
Semana 2

Slide 1 - Slide

Tien Spaanse gerechten opgenomen in de lijst van ‘slechtste gerechten ter wereld’
Ondanks de negatieve beoordelingen blijven deze gerechten een belangrijk onderdeel van de Spaanse cultuur en keuken. Ze weerspiegelen de regionale tradities en smaken die Spanje uniek maken. Veel Spanjaarden blijven hun culinaire erfgoed verdedigen en benadrukken dat smaken subjectief zijn.
De gerenommeerde gastronomische gids TasteAtlas heeft een controversiële lijst gepubliceerd met de slechtste gerechten ter wereld. Verrassend genoeg staan er tien traditionele Spaanse gerechten op deze lijst, ondanks de wereldwijde faam van de Spaanse keuken. Dit heeft voor veel discussie gezorgd onder zowel Spanjaarden als internationale fijnproevers.

Slide 2 - Slide

Tien Spaanse gerechten opgenomen in de lijst van ‘slechtste gerechten ter wereld’
Bocadillo de Sardinas
Angulas a la cazuela
Baskisch gerecht.Het wordt meestal gemaakt met zeldzame baby-alen, knoflook, hete peper, olijfolie en zout.

Faves a la Catalana
Catalaans gerecht
met bloedworst.

Slide 3 - Slide

Tien Spaanse gerechten opgenomen in de lijst van ‘slechtste gerechten ter wereld’
Calamares en su tinta, een gerecht van inktvis in zijn eigen inkt.
 gazpacho manchego, een stoofschotel uit Castilla-La Mancha.
Fabada asturiana, een stevige bonenschotel uit Asturië.

Slide 4 - Slide

Tien Spaanse gerechten opgenomen in de lijst van ‘slechtste gerechten ter wereld’
Lechazo asado, gegrild lamsvlees.
oreja a la plancha
gegrilde varkensoren. 
ensaladilla rusa
zarajos, een salade met mayonaise en gefrituurde schapen-ingewanden

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Los deberes
  • So Heel tarea 1: Leren werkwoorden op -ar, ser, tener en estar,  bijvoeglijke naamwoord, meervoud maken van lidwoorden, zelfstandige naamwoorden en 
  bijvoeglijke naamwoorden. Woordjes en 
  zinnetjes (Sp-Nl en Nl-Sp) blok 1 TM 4

Slide 7 - Slide

Leerdoel
  • Ik ken de kleuren, delen van een huis en meubels in het Spaans 

Hiermee kan ik dingen beschrijven, bijvoorbeeld mijn  huis, slaapkamer, school etc. 
Ik begrijp wanneer iemand iets omschrijft, bijvoorbeeld huis, keuken, etc

Slide 8 - Slide

A trabajar...
pista 21
pista 22
pista 23

Slide 9 - Slide

Los colores

Slide 10 - Slide

Match the words with the colors
amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón

Slide 11 - Drag question

El color de Holanda es....
A
rojo
B
naranja
C
amarillo
D
verde

Slide 12 - Quiz

El cielo es...
A
rojo
B
marrón
C
azul
D
verde

Slide 13 - Quiz

La madera es...
A
rojo
B
marrón
C
azul
D
verde

Slide 14 - Quiz

La fresa es ...

Slide 15 - Open question

El sol es ...

Slide 16 - Open question

Las hojas son ...

Slide 17 - Open question

Tarea 4.1 
Ahora rellena tu lista de vocabulario
con los muebles.
Leerdoel: de meubels

Slide 18 - Slide

Vamos a escuchar (LA: pág. 36 ej. 5)
Leerdoel: de kleuren

Slide 19 - Slide

Vamos a escuchar (LA: pág. 37 ej. 5)
Leerdoel: de meubels

Slide 20 - Slide

pág. 41 ahora describe tu casa
Mi casa     un salón, una cocina...

Mi dormitorio     blanco.

En el salón      el sofá......
tiene
es
está
Leerdoel: huis beschrijven
timer
10:00

Slide 21 - Slide

Ahora cuenta en clase
Leerdoel: huis beschrijven

Slide 22 - Slide

Leerdoel
  • Ik ken de getallen tm 100 in het Spaans

Hiermee kan ik bijvoorbeeld zeggen hoeveel ik van iets heb, leeftijd aangeven, prijzen horen en zeggen etc. 

Slide 23 - Slide

getallen t/m 20
Leerdoel: getallen t/m 100
  • uno
  • dos
  • tres
  • cuatro
  • cinco
  • seis
  • siete
  • ocho
  • nueve
  • diez
  • once
  • doce
  • trece
  • catorce
  • quince
  • dieciséis
  • diecisiete
  • dieciocho
  • diecinueve
  • veinte
Módulo pág. 46, 47

Slide 24 - Slide

getallen 21 t/m 29
van 21 t/m 29      


veinti + eenheden    
aan elkaar geschreven!  
Leerdoel: getallen t/m 100
  • 21 veintiuno
  • 22 veintidos
  • 23 veintitrés
  • 24 veinticuatro
  • 25 veinticinco
  • 26 veintiseis
  • 27 veintisiete
  • 28 veintiocho
  • 29 veintinueve
Módulo pág. 46, 47

Slide 25 - Slide

getallen 30 t/m 99
van 30 t/m 99    

tientallen + eenheden
los van elkaar met "y"
vb: 31 = treinta y uno 
42 = cuarenta y dos
Leerdoel: getallen t/m 100
  • 30 treinta
  • 40 cuarenta
  • 50 cincuenta
  • 60 sesenta
  • 70 setenta
  • 80 ochenta
  • 90 noventa
  • 100 cien
  • 101 ciento uno
Módulo pág. 46, 47

Slide 26 - Slide

Vamos a escuchar
LA: pág. 37 --> ejercicio 10
Leerdoel: getallen t/m 100

Slide 27 - Slide

¿Cuántos hermanos tienes?

Slide 28 - Slide

¿Cuántas bicicletas tienes?

Slide 29 - Slide

¿Cuántos años tienes?

Slide 30 - Slide

¿Cuántos euros tienes?

Slide 31 - Slide

¿Cuántos libros tienes?

Slide 32 - Slide

¿Cuántos amigos tienes?

Slide 33 - Slide

¿Cuántos (video)juegos (de mesa) tienes?

Slide 34 - Slide

¿Cuántos bolígrafos tienes?

Slide 35 - Slide

Once + Cuarenta =

Slide 36 - Slide

veinticuatro + setenta y uno =

Slide 37 - Slide

treinta y dos + cincuenta y ocho =

Slide 38 - Slide

sesenta y tres +  catorce =

Slide 39 - Slide

Veintiuno +  veintisiete =

Slide 40 - Slide