m2 passé composé avoir

Bonjour!
Le programme d'aujourd'hui:

  • vocabulaire
  • grammaire: passé composé
  • devoirs pour mercredi prochaine
Programme d'aujourd'hui
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour!
Le programme d'aujourd'hui:

  • vocabulaire
  • grammaire: passé composé
  • devoirs pour mercredi prochaine
Programme d'aujourd'hui

Slide 1 - Slide

Écoute et répète
de eerste schooldag
vertellen
uitleggen
la rentrée
raconter
expliquer

Slide 2 - Slide

In / naar Spanje
In / naar Engeland
In / naar Duitsland
In / naar Nederland
In / naar België
en Espagne
en Allemagne
en Angleterre
aux Pays-Bas
en Belgique
Écoute et répète
au Luxembourg
In / naar Luxemburg

Slide 3 - Slide

passé composé
v.t.t.
Ik heb ontmoet
Ik heb gedanst
Ik heb gekocht
Ik heb gezien

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Le passé composé
exemple néerlandais:

- Ik heb gegeten  
- hulpwerkwoord   + voltooid deelwoord

De passé composé dat zijn er twee!

Slide 6 - Slide

Le verbe avoir


Le verbe avoir
  • ik heb
  • jij hebt
  • hij / zij / men heeft
  • wij hebben
  • jullie hebben
  • zij hebben 
  • zij hebben (vr. mv)
  • j'ai
  • tu as
  • il / elle / on a
  • nous avons
  • vous avez
  • ils ont
  • elles ont
hulpwerkwoord

Slide 7 - Slide

En dan?
Heel ww - er + é
 
par exemple:
  • manger 
  • mang
  • mangé
  • Je krijgt dan:
  • j'ai mangé
  • tu as mangé
  • il a mangé
  • etc..

Slide 8 - Slide

Voltooid deelwoord
Na de juiste vorm van avoir komt altijd het voltooid deelwoord:

1. Voor regelmatige werkwoorden op -er, maak je die door -er van het werkwoord te halen en er een é voor in de plaats te zetten:
Voorbeeld: het werkwoord 'danser '
                     Stam : dans (er)
                     Dans + é = dansé (gedanst)
                     J'ai dansé = ik heb gedanst





Slide 9 - Slide

3 bijzondere voltooid deelwoorden
avoir
être
faire
  • j'ai eu
  • j'ai été
  • j'ai fait
  • Hier, j'ai eu un cadeau. 
  • L'année dernière j'ai été en Italie.
  • Avant hier, j'ai fait mes devoirs.

Slide 10 - Slide

De woordvolgorde
De woordvolgorde met een passé composé is:
onderwerp + werkwoorden + rest van de zin

Slide 11 - Slide

Au travail!
Faire: 
  • Exercice 16ABCDE 17ABCE 18
  • tout seul (en silence)
  • utilise tes notes

timer
15:00

Slide 12 - Slide

Les devoirs
  • finir les exercices
  • apprendre: woordjes bron ABE (page 50)

Slide 13 - Slide