Pub quiz Nederlands

Pub quiz Nederlands
In deze quiz komen veel verschillende vragen voor: spelling-woordenschat-nieuws-literatuur-film
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Pub quiz Nederlands
In deze quiz komen veel verschillende vragen voor: spelling-woordenschat-nieuws-literatuur-film

Slide 1 - Slide

Hoe schrijf je het woord 'mogelijkheid' correct?
A
mogelijkkheid
B
mogelijkheid
C
mogelykheid
D
moogelijkheid

Slide 2 - Quiz

Bij een subjectieve tekst probeert de schrijver jou te overtuigen van zijn mening.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Hoeveel letters heeft het langste woord in het Nederlands?
A
33
B
38
C
42
D
26

Slide 4 - Quiz

Wie is de schrijver van het boek 'Vals'?
A
Esther Verhoef
B
Simone van der Vlugt
C
Suzanne Vermeer
D
Mel Wallis de Vries

Slide 5 - Quiz

Welk woord werd uitgeroepen tot woord van het jaar in 2018?
A
Blokkeerfries
B
Plasticdieet
C
Plogging
D
Klimaatdrammer

Slide 6 - Quiz

Bij een objectief argument kun je controleren of de feiten kloppen.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat is de verleden tijd van het woord 'hockeyen'?
A
hockiede
B
hockeyde
C
hokiede
D
hockyde

Slide 8 - Quiz

Geef een voorbeeld van een palindroom.
A
Lepel
B
Tafel

Slide 9 - Quiz

Wat is de genre van het boek 'Vals'?
A
Sciencefiction
B
Thriller
C
Romantiek
D
Fantasy

Slide 10 - Quiz

Wat is het langste woord dat je met alleen je rechterhand kunt typen op een toetsenbord?
A
woorden
B
toetsen
C
typen
D
handig

Slide 11 - Quiz

Wat is volgens onderzoek de populairste openingszin in Nederland?
A
Hoe gaat het met je?
B
Heb je een kaart van de omgeving?
C
Wat is jouw favoriete film?
D
Wil je wat van me drinken?

Slide 12 - Quiz

Welke vogels zijn verbonden aan de uitdrukking 'tegen heug en meug'?
A
Zwaluwen
B
Merels
C
Mezen
D
Raven

Slide 13 - Quiz

Wat zijn veelvoorkomende kenmerken van dyslexie?
A
Problemen met sporten en bewegen.
B
Problemen met lezen, spelling en schrijven.
C
Problemen met koken en bakken.
D
Problemen met muziek maken.

Slide 14 - Quiz

Een handleiding is een ... tekst
A
amuserende
B
uitleggende
C
aansporende
D
informerende

Slide 15 - Quiz

Wat is een kattebelletje?
A
Een lange brief
B
Een telefoongesprek
C
Een kort briefje
D
Een e-mail

Slide 16 - Quiz

Hoe wordt 'stofzuigen' in de verleden tijd vervoegd?
A
Stofzuigt
B
Stofzuiger
C
Stofzuigde
D
Stofzuigd

Slide 17 - Quiz

Hoe kan 'jeremiëren' het best worden omschreven?
A
Werken aan iets
B
Genieten van iets
C
Klagen over iets
D
Lachen om iets

Slide 18 - Quiz

Wat is de correcte spelling van het woord 'kroket'?
A
Kroket
B
Kroquet
C
Krokett
D
Croquet

Slide 19 - Quiz

Wat is de officiële naam van het Nederlandse volkslied?
A
Hollandse Glorie
B
Koningslied
C
Het Wilhelmus
D
Oranje Boven

Slide 20 - Quiz

Wat bedoelt men in Zuid-Afrika als ze het hebben over een ‘Kameelperd’?
A
Een zebra
B
Een leeuw
C
Een olifant
D
Een giraffe

Slide 21 - Quiz

Waar moet(en) de komma('s)?
Hé daar rijdt de minister-president.
A
Hé daar, rijdt de minister-president.
B
Hé, daar rijdt de minister-president.
C
Hé daar rijdt de minister-president.
D
Hé, daar, rijdt de minister-president.

Slide 22 - Quiz

Wat is de rol van de minister van Onderwijs?
A
Internationale betrekkingen onderhouden
B
Infrastructuur beheren
C
Wetenschappelijk onderzoek doen
D
Beleid ontwikkelen en toezicht houden op onderwijs

Slide 23 - Quiz

Hoe noemen Zuid-Afrikanen een string?
A
Een onderbroek
B
Een bikini
C
Een slipje
D
Een amperbroekkie

Slide 24 - Quiz

Wat is de naam van de Nederlandse zanger die 'Hoe Het Danst' heeft uitgebracht?
A
André Hazes
B
Guus Meeuwis
C
Marco Borsato
D
Gers Pardoel

Slide 25 - Quiz

Hoe kan oriënterend lezen helpen bij het begrijpen van een tekst?
A
Het herkennen van grammaticale fouten
B
Het vinden van synoniemen in de tekst
C
Het onthouden van alle feiten in de tekst
D
Het helpt om de structuur van de tekst te begrijpen.

Slide 26 - Quiz

Welk nummer van André Hazes is een bekend volkslied geworden?
A
De Vlieger
B
Een Beetje Verliefd
C
Zij Gelooft in Mij
D
Bloed, Zweet en Tranen

Slide 27 - Quiz

Waar moet(en) de komma('s)?
In mijn tas zit allerlei lekkers: chips koekjes popcorn en cola.
A
In mijn tas zit allerlei lekkers: chips, koekjes, popcorn en cola.
B
In mijn tas zit allerlei lekkers: chips, koekjes, popcorn, en cola.
C
In mijn tas zit allerlei lekkers: chips koekjes, popcorn en cola.
D
In mijn tas zit allerlei lekkers: chips, koekjes, popcorn en, cola.

Slide 28 - Quiz

Wat is een belangrijke stap in het grondig lezen van een tekst?
A
Het overslaan van moeilijke woorden
B
Het lezen van de conclusie
C
Het identificeren van de hoofdgedachte
D
Het snel scannen van de tekst

Slide 29 - Quiz

Wanneer is het Wilhelmus officieel het Nederlandse volkslied geworden?
A
1820
B
1568
C
1702
D
1932

Slide 30 - Quiz

Dubbele punt of puntkomma?
Mijn vader had geen geld bij zich(...) een vervelende situatie.
A
dubbele punt
B
puntkomma

Slide 31 - Quiz

Hoe kan je de betekenis van moeilijke woorden in een tekst achterhalen?
A
Door de woorden over te slaan
B
Door het woordenboek te raadplegen
C
Door de context van de zin te gebruiken
D
Door te gokken

Slide 32 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'huiskamersleutel'?
A
Huiskamersleutelje
B
Huiskamersleuteltje
C
Huiskamersleutelinkje
D
Huiskamersleutelletje

Slide 33 - Quiz

Wie schreef de tekst van het Wilhelmus?
A
Rembrandt van Rijn
B
Michiel de Ruyter
C
Willem van Nassouwe
D
Johannes Vermeer

Slide 34 - Quiz

In welke film spelen een groep kinderen een belangrijke rol in het verzet tegen de Duitse bezetter?
A
Afblijven
B
Oorlogswinter
C
Kruistocht in spijkerbroek
D
Het leven van een loser

Slide 35 - Quiz

Een tekst bestaat uit: inleiding, middenstuk, slot.
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quiz

Welke van de volgende landen heeft het Fries als officiële taal?
A
Nederland
B
Duitsland
C
Denemarken
D
België

Slide 37 - Quiz

Wat is de missie van Stach in het boek "de Koning van Katoren?"
A
Een toverdrank brouwen
B
Een draak verslaan
C
De zeven opdrachten van de koning volbrengen
D
Een schat vinden

Slide 38 - Quiz

Bij het tekst verband conclusie kan het volgende signaalwoord worden gebruikt:
A
maar
B
ten eerste
C
want
D
dus

Slide 39 - Quiz

Welke saus hoort niet bij een patatje oorlog?
A
curry
B
pindasaus
C
ketchup
D
mayonaise

Slide 40 - Quiz

Welk doel heeft de prijs Jonge Jury Jeugdliteratuur?
A
Promoten van volwassenenliteratuur
B
Ouders betrekken bij jeugdliteratuur
C
Meer winst maken voor uitgevers
D
Jongeren aanmoedigen om te lezen

Slide 41 - Quiz

Waarom is het belangrijk om aantekeningen te maken tijdens het grondig lezen?
A
Om de tekst te kopiëren
B
Om de tijd te doden
C
Om de belangrijkste informatie te markeren
D
Om de aandacht te verleggen

Slide 42 - Quiz

Welke letter komt na de letter 'G' in het alfabet?
A
F
B
J
C
H
D
I

Slide 43 - Quiz

Wat is het verkleinwoord voor stationwagen?
A
Stationswagenklein
B
Stationwagenetje
C
Stationnetje
D
Stationswagentje

Slide 44 - Quiz

Wat is de volledige naam van prinses Amalia?
A
Catharina-Amalia Beatrix Carmen Victoria
B
Amalia-Charlotte Louise Beatrix
C
Amalia-Isabella Sophie Beatrix
D
Alexandra-Amalia Maria Beatrix

Slide 45 - Quiz

Wie bepaalt de winnaar van de prijs Jonge Jury Jeugdliteratuur?
A
Jongeren
B
Ouders
C
Schrijvers
D
Volwassenen

Slide 46 - Quiz

Waar ben je bang voor als je lijdt aan hippopotomonstrosesquipedaliofobie?
A
lange woorden
B
nijlpaarden
C
huiswerk
D
regen

Slide 47 - Quiz

Een nieuwsbericht is een .... tekst.
A
activerende
B
informerende
C
uitleggende
D
amuserende

Slide 48 - Quiz

Hoe heet deze lekkernij?
A
bromfiets
B
ligfiets
C
waterfiets
D
stafiets

Slide 49 - Quiz