English - 12/04/21 1K4

English 12-04-21
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

English 12-04-21

Slide 1 - Slide

How was your weekend?

Slide 2 - Poll

Today
Les 1
Word game
Grammar present simple vs present continuous
Exercises 5.4 reading

Les 2
Extra uitleg Present Simple / Present continuous voor wie dat wil

Slide 3 - Slide

Word Game
Maak in 3 minuten zo veel mogelijk Engelse woorden van minimaal 3 letters.

Neem een foto van je hoogste score zodat je die zo kan delen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Wat was je hoogste score?

Slide 6 - Open question

Present Simple vs Present Continuous

Slide 7 - Slide

Present Simple
Dingen die nooit, soms, vaak of altijd gebeuren

He always walks to school.
I don't like carrots
Do you come here often?

Present Continuous
Dingen die nu gebeuren


He is running to school now.
I'm not eating carrots at the moment
Are you doing your homework now?

Slide 8 - Slide

I am waiting at the train station at the moment.
Gebeurt dit nu?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Are you leaving the house now?
Gebeurt dit nu?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

I don't take my motorcycle to work.
Gebeurt dit nu?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

I ____ in the shower every morning
A
sing
B
am singing

Slide 12 - Quiz

____ on the bed now?
A
Is she jumping
B
Does she jump

Slide 13 - Quiz

exercises
5.4 reading 
exercise 2,3,4,5 and 6


Slide 14 - Slide

Les 2

Slide 15 - Slide

Present Simple
  • Waarom? zeggen dat iets nooit, soms, vaak of altijd gebeurt
  • Hoe? het werkwoord of het werkwoord + s (shit regel)
  • Bij ontkenningen heb je ook don't of doesn't nodig
  • Bij vragen heb je ook do of does nodig

Slide 16 - Slide

Voorbeelden
Ik loop elke dag naar school
  • I walk to school every day
Hij werkt elk weekend in de supermarkt
  • He works in the supermarket every weekend
Mijn moeder kookt niet altijd
  • My mother doesn't always cook.
Woon jij in Engeland?
  • Do you live in England?

Slide 17 - Slide

Oefenen?
Klik hier en hier en hier om te oefenen

Slide 18 - Slide

Present Continuous
  • Waarom? zeggen dat iets NU gebeurt
  • Hoe? Am / Are / Is + werkwoord + ing
  • Bij ontkenningen gebruik je am not / aren't / isn't
  • Bij vragen zet je Am / Are / Is vooraan

Slide 19 - Slide

Voorbeelden
Ik loop nu naar school
  • I am walking to school now
Hij werkt nu in de supermarkt
  • He is working in the supermarket now
Mijn moeder kookt niet op het moment
  • My mother isn't cooking at the moment.
Fiets je nu naar school?
  • Are you cycling to school?

Slide 20 - Slide

Oefenen?
Klik hier en hier en hier om te oefenen

Slide 21 - Slide