9.4 Elektronische Schakelingen

9.4 Elektronische schakelingen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

9.4 Elektronische schakelingen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Een schakeling met condensator
Als je de schakelaar
sluit laadt de condensator op. Als je hem opent blijft de lamp branden op de stroom van de condensator.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Een schakelaar met condensator uitleggen

Slide 7 - Slide

Werking transistor

Slide 8 - Slide

Transistor

Slide 9 - Slide

Transistor
- Het symbool

Slide 10 - Slide

Transistor
Transistor heeft 3 aansluitpunten:

Basis
Collector
Emitter

Slide 11 - Slide

Wat is het symbool van de weerstand?
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 12 - Quiz

Wat is de formule om de weerstand uit te rekenen?
A
R = U x I
B
R = I x U
C
R = U : I
D
R = I : U

Slide 13 - Quiz

Wat is de eenheid van de weerstand?
A
Volt
B
Ohm
C
Ampère
D
Watt

Slide 14 - Quiz

In de kerstboom gaat één lampje stuk, de andere lampjes gaan dan ook uit. (hele oude verlichting)
Wat kun je zeggen over de schakeling van de lampjes?
A
Ze staan in serie
B
Ze staan parallel
C
Je kan er niets over zeggen maar moet meer onderzoeken
D
Ze staan zowel in serie als ook parallel

Slide 15 - Quiz

Bereken de vervangingsweerstand van 3 weerstanden die in serie staan geschakeld.
R1 = 16 ohm, R2 = 9 ohm en R3 = 7 ohm
A
32 ohm
B
100 ohm
C
19 ohm
D
23 ohm

Slide 16 - Quiz

Wat voor soort schakeling is de schakeling op het plaatje hiernaast?
A
Parallel
B
Gemengd
C
Serie
D
Elektronisch

Slide 17 - Quiz

Bereken de weerstand van een TV. De stroomsterkte is 4,6 A.
A
5 Ohm
B
50 Ohm
C
1058 Ohm
D
10,58 Ohm

Slide 18 - Quiz

Bereken de vervangingsweerstand bij een serieschakeling van twee weerstanden.
R1 = 100 Ohm en R2 = 200 Ohm
A
100 ohm
B
66,6 ohm
C
300 ohm
D
200 ohm

Slide 19 - Quiz

Bereken de vervangingsweerstand van twee weerstanden die parallel geschakeld zijn.
R1 = 100 Ohm en R2 = 200 Ohm
A
66 Ohm
B
100 Ohm
C
200 Ohm
D
300 Ohm

Slide 20 - Quiz

Bereken het vermogen van een tv die een stroomsterkte heeft van 2,3 A.
A
Dat is niet te berekenen, omdat je te weinig gegevens hebt.
B
989 W
C
230W
D
54W

Slide 21 - Quiz

Wat is de functie van het relais?
A
Het relais meet de spanning
B
Het relais werkt als spanningsdeler
C
Het relais meet de stroomsterkte
D
Het relais werkt als schakelaar

Slide 22 - Quiz

In een schakeling is een relais opgenomen als schakelaar.
Door welk onderdeel wordt het relais bediend?

A
door het anker
B
door het breekcontact
C
door de elektromagneet
D
door de spoel

Slide 23 - Quiz

Wat is er nodig om een reedcontact te sluiten of te openen?
A
Stroom bij de basis
B
Magneet
C
Spoel
D
schakelaar

Slide 24 - Quiz

Waar kun je lading tijdelijk in opslaan?
A
Condensator
B
Spanning
C
Stroom
D
Batterij

Slide 25 - Quiz

Welk onderdeel is afgebeeld?
A
Diode
B
Transistor
C
Condensator
D
NTC

Slide 26 - Quiz

Hoeveel "pootjes" heeft de transistor?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quiz

Wat zijn de onderdelen van een transistor?
A
Base, Collector, Emitter
B
Actuator, Sensor, Schakelaar
C
Actuator, Base, Collector
D
Collector, Detector, Emitter

Slide 28 - Quiz

Een transistor wordt opgenomen als schakelaar. Door welk onderdeel wordt de transistor bediend?
A
Basis
B
Emitter
C
Collector
D
Een draadje

Slide 29 - Quiz

Wat is geen stroomrichting in een transistor
A
basis --> collector
B
basis --> emitter
C
collector - emitter

Slide 30 - Quiz

9.4 Elektrische schakelingen
Aan de slag!

Maak 9.4 opdr. 1 t/m 10 (p. 49-54 van NOVA deel A)

Slide 31 - Slide