Grammatica woordsoorten zn en lw

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Grammatica 1

  1. Woordsoorten 
  
 
  
Wat gaan we doen?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les:
- weet je wat zelfstandig naamwoorden (zn) en lidwoorden (lw) zijn en kun je ze herkennen in een zin

Slide 3 - Slide

Grammatica: Woordsoorten
Elk woord in een zin kan je benoemen

Slide 4 - Slide

Waarom leer je ontleden?
Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen. Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin.

Als je een andere taal dan het Nederlands moet leren, is kennis van ontleden ook heel handig. Je kan dan gebruik gaan maken van de overeenkomsten tussen talen.

Slide 5 - Slide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD




Mensen
docent, meisje, secretaresse, voetballer, bouwvakker, schoonheidsspecialist, bakker...
Dieren
Ezel, lieveheersbeestje, slang, tor, hond, muis, oxelot...
Planten/natuurverschijnselen
Zonnebloem, orkaan, regenbui, zonneschijn, eik, beukenboom...
Dingen/gevoel
Tafel, schrift, fiets, kaasschaaf, geluk, liefde, haat, honger...
(Eigen) namen
Robin, Karel, Mees, Praxis, Amsterdam, Eiffeltoren, Jansen...

Slide 6 - Slide

Eigenschappen van zelfstandige naamwoorden
1. De meeste zelfstandige naamwoorden kun je aanraken. Bv. fiets, stoel huis
2. Er zijn ook zelfstandige naamwoorden die je niet kunt aanraken. Bv. boosheid, gevoel, honger.
3. Meestal kun je een lidwoord (de, het, een) voor het zelfstandig naamwoord zetten. 
4. De meeste zelfstandige naamwoorden kun je verkleinen. Bv.  bloem - bloempje
5. De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud. Bv. bloem - bloemen

Slide 7 - Slide

Zijn er zelfstandig naamwoorden waar geen meervoud van is? Geef voorbeelden!

Slide 8 - Open question

Zijn er zelfstandig naamwoorden waar geen enkelvoud van is? Geef voorbeelden!

Slide 9 - Open question

Lidwoorden
  1. De (bepaald lidwoord)
  2. Het (bepaald lidwoord)
  3. Een (onbepaald lidwoord)

De vader en het kind zitten in een vliegtuig.



Slide 10 - Slide

Eigenschappen van lidwoorden

1. Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.
2. Tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord kan nog een ander woord staan.
Bijvoorbeeld: Het mooie tasje. 

Slide 11 - Slide

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord

Slide 12 - Quiz

Is het een lidwoord?
Het aardige meisje werkt hard. 

A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Is het een lidwoord?
Het regent vandaag al de hele dag. 
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
______________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord

Slide 15 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
___________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord

Slide 16 - Quiz

Lees de tekst.

Slide 17 - Slide

Noteer van zin 1 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Slide 18 - Open question

Noteer van zin 2 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Slide 19 - Open question

Noteer van zin 3 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Slide 20 - Open question

Noteer van zin 4 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Slide 21 - Open question

Noteer van zin 5 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Slide 22 - Open question

Noteer van zin 6 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Slide 23 - Open question

Noteer van zin 7 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Slide 24 - Open question

Noteer van zin 8 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Slide 25 - Open question

Klaar?
Pak je werkboek grammatica
Maak blz. 5



Slide 26 - Slide