Herhaling thema Cellen

Begintaak
Leer de celorganellen van planten en dierlijke cellen die je nog niet goed kent.  
Overhoor elkaar eventueel (5 min.)

Herken de celorganellen aan hun bouw, hoe heet het organel?
Wat is de functie van het celorganel? 


Voorbereiding op de kruiswoordpuzzel-Spel

1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Begintaak
Leer de celorganellen van planten en dierlijke cellen die je nog niet goed kent.  
Overhoor elkaar eventueel (5 min.)

Herken de celorganellen aan hun bouw, hoe heet het organel?
Wat is de functie van het celorganel? 


Voorbereiding op de kruiswoordpuzzel-Spel

Slide 1 - Slide

BLIKSEM BEURT

Slide 2 - Slide

Is dit een planten of dierlijke cel?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Wat is het kleinste organisatieniveau in de biologie?
A
organel
B
organisme
C
weefsel
D
molecuul

Slide 7 - Quiz

Wat is het grootste organisatieniveau in de biologie?
A
populatie
B
organisme
C
biosfeer
D
ecosysteem

Slide 8 - Quiz

Wat is geen levenskenmerk van een organisme?
A
het bestaat uit cellen en deze bevatten DNA
B
ze evolueren en doen aan uitscheiding
C
ze kunnen bewegen, voeden en voortplanten
D
ze kunnen ademen en waarnemen

Slide 9 - Quiz

Wat heeft een plantaardige cel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern, plastiden en chromosomen
B
cytoplasma, vacuole en celwand
C
celmembraan, bladgroenkorrels en celwand
D
vacuole, plastiden en celwand

Slide 10 - Quiz

Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functies wordt orgaan genoemd?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Een organenstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een functie hebben.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Van welk orgaan is het "dubbelde rondje"
nummer 1 een doorsnede?
1
A
slokdarm
B
lever
C
nier
D
aorta

Slide 13 - Quiz

Welk organel bestaat uit een
dubbelde fosfolipide-laag?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Cytoplasma
D
Kernplasma

Slide 14 - Quiz

Wat is de functie van het golgi-systeem in de cel?
A
zorgt voor intracellulaire vertering
B
produceren van eiwitten
C
vorm geven aan eiwitten en het verpakken van eiwitten in blaasjes
D
vervoeren van eiwitten door de cel

Slide 15 - Quiz

Wat is de functie van een lysosoom in de cel?
A
zorgt voor intracellulaire vertering
B
drager van erfelijke eigenschappen
C
vervormen van eiwitten
D
transporteren van stoffen in de cel

Slide 16 - Quiz

Welke rode bloedcel bevindt zich in een
hyper-osmotische oplossing?
A
Cel in plaatje A
B
Cel in plaatje B
C
Cel in plaatje C

Slide 17 - Quiz

Als dit dezelfde rode cel is in 3 verschillende situaties:
In welke situatie is deze cel dan hyper-osmotisch t.o.v. de andere 2 situaties?
A
Cel in situatie A
B
Cel in situatie B
C
Cel in situatie C

Slide 18 - Quiz

Wat is een fysiologische zoutoplossing?
A
een 0,1 % zoutoplossing
B
een 0,5% zoutoplossing
C
een 0,9% zoutoplossing
D
een 10% zoutoplossing

Slide 19 - Quiz

Een "verse" plantencel met turgor,
die verder geen water meer opneemt of afstaat,
is altijd........
A
iso-osmotisch ten opzichte van zijn omgeving
B
hypo-osmotisch ten opzichte van zijn omgeving
C
hyper-osmotisch ten opzichte van zijn omgeving
D
niet osmotisch ten opzichte van zijn omgeving

Slide 20 - Quiz