De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een werkwoordelijk gezegde een onderwerp.
Veel zinnen hebben naast een lijdend voorwerp ook een meewerkendvoorwerp.
Met het meewerkendvoorwerp hangt samen met de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde (naamwoordelijk of werkwoordelijk) en het lijdend voorwerp.
aan wie (of wat) + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp