5.1 Woonplaats en werkplaats(2023-2024)

5.1: Woonplaats en werkplaats
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

5.1: Woonplaats en werkplaats

Slide 1 - Slide

Deze les:
  • Herhaling Tijdvak 2 en 3
  • uitleg paragraaf 5.1: woonplaats en werkplaats.
  • aan de slag: Opdr 1t/m 3 van de methode.

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les:
... kun je oorzaken noemen voor het ontstaan van de eerste steden.
... kun je uitleggen waar de eerste steden ontstonden.
... kun je in je eigen woorden uitleggen wat de begrippen: verstedelijking, aanbod, vraag en winst betekenen.
... weet je hoe de opdracht bouw een middeleeuwse stad eruit gaat zien.

Slide 3 - Slide

5.1: Woonplaats en werkplaats
In deze paragraaf leer je:
  • hoe in Europa weer een landbouwstedelijke samenleving ontstond.
  • hoe de economie zich ontwikkelde
  • hoe ambachtslieden samenwerkten
  • hoe handelssteden samenwerkten

kenmerkend aspect: de opkomst van handel en het ontstaan van steden.

Slide 4 - Slide

Dit betekenen de begrippen....
verstedelijking
aanbod
vraag
winst
bank
rente

Slide 5 - Slide

Wat voor soort samenleving had Europa in het tweede tijdvak?

Slide 6 - Open question

Dat betekende dat mensen.....

Slide 7 - Open question

In het vorige tijdvak (3) welke samenleving had Europa toen?

Slide 8 - Open question

Dat betekende dat mensen.....

Slide 9 - Open question

Hoe kwam het dat er geen steden meer waren?

Slide 10 - Open question

platteland en stad:
voor de tijd van steden en staten:
  • hofstelsel
  •  landbouwsamenleving
  •  grootste deel van de bevolking 
was (horige) boer.

Slide 11 - Slide

platteland en stad:
vanaf ongeveer het jaar 1000 veranderen er dingen:

  •  Boeren gaan moerasgebieden droogleggen door sloten te graven. Ook kapten ze bossen. Zo kwam er meer ruimte voor akkers.
  • Boeren gingen een andere ploeg gebruiken.

gevolg: Grotere oogst, meer voedsel, mensen leven langer, bevolking groeit.

Slide 12 - Slide

platteland en stad:
Boeren gaan hun landbouwoverschot verkopen, dit doen ze op markten. 

  • knooppunten van land- en waterwegen.
  • bij een kasteel of een klooster

Hierdoor groeit de handel.

Slide 13 - Slide

platteland en stad:
De groeiende landbouwproductie had ook uitbreiding van de nijverheid tot gevolg. Door de groei van de bevolking kon een deel van de boeren ander werk gaan doen, bijv. een ambacht uitoefenen.

Slide 14 - Slide

platteland en stad
handelaren en ambachtslieden gingen steeds vaker bij een markt wonen, zo groeiden marktplaatsen vaak uit tot steden.

Dit noemen we verstedelijking

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat valt je op? Waar ontstaan de eerste steden?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

De geldeconomie:
vraag: wat iemand wil kopen.
aanbod: wat iemand wil verkopen.

Door de opkomst van de handel gingen mensen weer geld gebruiken. Elke stad, koning of hertog kon zijn eigen munten slaan. Hierdoor waren er geldwisselaars waar je munten kon ruilen. Ook ontstonden er in deze tijd banken.

Slide 21 - Slide

Dit betekenen de begrippen....
verstedelijking
aanbod
vraag
winst
bank
rente

Slide 22 - Slide

Samenwerking in de nijverheid:
Een ambachtsman mag niet zomaar in een stad gaan wonen en daar produceren en verkopen wat hij wilde. Hij moest daarvoor lid zijn van een gilde.

Gilde: vereniging van mensen met hetzelfde beroep.

Slide 23 - Slide

Wat doet een Gilde?
  • Samenwerken om op te komen voor de belangen van de eigen groep.
  • bepalen van werktijden.
  • bepalen van prijzen.
  • controleren van de kwaliteit van producten.
  • Beroepsopleiding, je mag pas na een meesterproef zelf een bedrijf starten.

Slide 24 - Slide

Wat doet een Gilde?
  •  Zorgen voor bejaarde en zieke leden en voor de weduwen van gestorven meesters.
  • Organiseren van feesten, kerkelijke bijeenkomsten en begrafenissen.

Slide 25 - Slide

Bestaat er nu nog iets wat lijkt op een gilde?

Slide 26 - Open question

Internationale handel
de Hanze: verbond tussen handelssteden aan de Oostzee en Noordzee.

  • geen tol vragen aan elkaar.
  • samen strijden tegen vijanden, zoals piraten.
  •  vorsten overhalen tot het beschermen van handelaren en om geen tol te heffen.


Slide 27 - Slide

Internationale Handel:
Noord- Europa: bont, vis, graan, textiel (laken) en zout.
Zuid- Europa: wijn, zout, zuidvruchten zoals dadels, parfum en specerijen.

Slide 28 - Slide

Aan de slag:
  • Lees de rest van de theorie van paragraaf 5.1 door.
  • Maak de opdrachten van paragraaf 5.1 verder af
  • werk de leerdoelen op dia 14 t/m 17 uit.

Extra informatie? Bekijk de extra filmpjes uit deze lessonUp (vanaf dia 18)


Slide 29 - Slide