Hoofdstuk 10 paragraaf 3 Welvaart en cultuur

Welvaart en cultuur
1 / 26
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welvaart en cultuur

Slide 1 - Slide

• Je kan het volgende kenmerkend aspect in je eigen woorden uitleggen: ‘Welvaart en de sociale-culturele veranderingen in de jaren 1960’.
• Je kan de ontwikkeling van de westerse welvaart uitleggen.
• Je kan de sociale-culturele veranderingen in de jaren 1960 uitleggen.
  • Je kan uitleggen wat een consumptiemaatschappij is. 
• Je kan uitleggen waarom Minister-president Drees niet wilden dat de aankoop van een TV zou leiden tot het aankopen van nutteloze luxeartikelen?
• Je kan uitleggen waardoor de verzorgingsstaat betaald kon worden.
• Je kan uitleggen waarom de christendemocratie zorgden voor politieke stabiliteit.
• Je kan 3 oorzaken noemen van de individualisering.
• Je kan uitleggen hoe de stijging van de welvaart de jongerencultuur heeft beïnvloed.
• Je kan uitleggen hoe het studentenleven de jongerencultuur heeft beïnvloed.

• Je kan uitleggen waar de protestgeneratie zich tegen afzette.
• Je kan uitleggen het man-vrouwrelatie na 1960 veranderde.
• Je kan uitleggen hoe de uitvindingen in het huishouden de rol van de huisvrouw heeft beïnvloed.
• Je kan uitleggen waarin de Dolle Mina’s verder gingen dat de eerste feministen.

Slide 2 - Slide

Lesdoel: Je kan het volgende kenmerkend aspect in je eigen woorden uitleggen: ‘Welvaart en de sociale-culturele veranderingen in de jaren 1960’.

Slide 3 - Open question

Planning
  1. 20 minuten uitleg. 
  2. 20 minuten zelfstandig werken.
  3. 10 minuten beantwoorden kenmerkend aspect.  

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Leg uit waarom de Nederlandse overheid tegen het aanschaffen van de TV was.

Slide 6 - Open question

Televisie
  1. In het begin was de overheid tegen de komst van de TV.
  2. Het zou volgens de regering mensen verleiden tot het aankopen van nutteloze luxe producten. Terwijl iedereen zuinig moest zijn tijdens de wederopbouw. 
  3. De regering was ook bang dat de TV alleen maar plat vermaak zou brengen. 

Slide 7 - Slide

Televisie
  1. De eerste jaren konden maar weinig mensen een toestel verkopen. 
  2. In 1960 hadden 20% van de huishoudens een TV. 
  3. In 1964 hadden 50% van de huishoudens een TV. 
  4. In 1970 had bijna alle huishoudens een TV. 

Slide 8 - Slide

Leg het verband tussen de consumptiemaatschappij en de jaren na de Tweede Wereldoorlog.

Slide 9 - Open question

Welvaart
  • In 1948 verrees West-Europa uit het puin van de oorlog. 
  • Tussen 1955 en 1973 was er enorme toename van welvaart dat mensen luxe producten gingen kopen zoals koelkasten, wasmachines en auto's. 
  • Omdat werknemers nu doorbetaald kregen in vakanties nam de toerisme ook toe. 
  • Consumptie van levensmiddelen en genotmiddelen steeg ook sensationeel. 
  • Nederland was van binnen één generatie van schaarste naar een maatschappij van overvloed. Een consumptiemaatschappij was ontstaan. 

Slide 10 - Slide

Leg uit wat de verzorgingsmaatschappij is.

Slide 11 - Open question

Leg het verband tussen de verzorgingsmaatschappij en de crisisjaren.

Slide 12 - Open question

Verzorgingsstaat
  • Door de enorme welvaart toename, kon de overheid uitgaven ook stijgen. 
  • Er ontstond een verzorgingsstaat. In deze verzorgingsstaat was de overheid verantwoordelijk voor 
  1. Het welzijn van de burgers. 
  2. Dit door te streven naar volledige werkgelegenheid,. 
  3. Rechtvaardig inkomensverdeling. 
  4. Sociale zekerheid, 
  5. Onderwijs .
  6. Gezondheidszorg. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Verzorgingsstaat
Politiek gezien kon dit ook gerealiseerd worden omdat in die tijd veel regeringen in handen waren van: 
  1. Sociaaldemocraten. 
  2. Christendemocraten. 

Slide 15 - Slide

Leg uit wat de oorzaken waren van de individualisering

Slide 16 - Open question

Leg uit wat de gevolgen waren van de individualisering

Slide 17 - Open question

Individualisering
De toename in sociale zekerheid leidden tot een grote sociaal-culturele verandering:
  1. Het individu met zijn behoeftes kwam centraal te staan. 
  2. Mensen waren minder afhankelijk van buren of familie. 
  3. De kerk en zijn traditionele moraal nam ook af. 

Slide 18 - Slide

Individualisering
De afname in de invloed van de kerk had de volgende gevolgen: 
  1. Het werd eenvoudiger om te scheiden. 
  2. Homoseksualiteit werd bespreekbaar gemaakt en daarom minder een taboe. 

Slide 19 - Slide

Leg uit wat de oorzaken waren van het ontstaan van de jongerencultuur.

Slide 20 - Open question

Jongeren
Vanaf de jaren 50' ontstond er ook een aparte jongeren cultuur. 

Oorzaak: Door de stijging van de welvaart hielden jongeren vaak geld voor zichzelf over. 

Deze gaven het geld dan uit aan uitgaan of kleren en elektronica  waarmee zij zich onderscheiden van de ouderen. 


Slide 21 - Slide

Jongeren
  1. De jongerencultuur ontwikkelde zich ook door de groei van het onderwijs. 
  2. Steeds meer jongeren gingen studeren en bleven daar onder elkaar. 
  3. Zij verschilden enorm met hun ouders in uiterlijk, muziek en normen en waarden. 
  4. Zij ontwikkelde zich tot een protestgeneratie die zich afzette tegen de gevestigde orde. 

Slide 22 - Slide

Leg de verschillen uit tussen de eerste en tweede feministische golf.

Slide 23 - Open question

Tweede feministische golf
Door het afnemen van de invloed van de kerk veranderde ook de man-vrouwrelaties en de opvatting over seksualiteit en voortplanting: 
  • Anticonceptie werd meer geaccepteerd. 
  • Seks voor het huwelijk werd meer genormaliseerd. 
  • Kindertal daalde daarom enorm. 
  • Er kwamen meer hoogopgeleide vrouwen. 
  • Gelijke kansen op de arbeidsmarkt. 
  • Verdeling van de huishoudelijke taken. 
  • Verdeling van de zorg voor kinderen. 

Slide 24 - Slide

Lesdoel: Je kan het volgende kenmerkend aspect in je eigen woorden uitleggen: ‘Welvaart en de sociale-culturele veranderingen in de jaren 1960’.

Slide 25 - Open question

Aan de slag: Huiswerk
  • Maken paragraaf 10.3. 
  • Leren leerdoelen 10.3. 
  • Nakijken 10.3. 

Slide 26 - Slide