2 havo Theorie week 19 - herhaling woordsoorten benoemen

Lesprogramma
Lesdoel
Herhalen en oefenen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Lesprogramma
Lesdoel
Herhalen en oefenen

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les heb je alle te leren kennis over woordbenoemen op een rijtje.

Slide 2 - Slide

Zie, de maan schijnt door de bomen.
A
kww
B
zww

Slide 3 - Quiz

Hij schijnt nogal lastig.
A
kww
B
zww

Slide 4 - Quiz

zijn - worden - blijven
blijken - lijken - schijnen
heten - dunken - voorkomen

Slide 5 - Slide

De vier stappen
  1. Zoek het belangrijkste ww in de zin.
  2. Kan dit een kww zijn?
  3. Kun je het vervangen door een ander kww?
  4. Koppelt het werkwoord een eigenschap/kenmerk aan het onderwerp?

Slide 6 - Slide

Een operatie aan je keelamandelen schijnt (1) op hogere leeftijd bijzonder vervelend te zijn (2).
A
1 = kww 2 = zww
B
1 = zww 2 = zww
C
1 = hww 2 = kww
D
1 = hww 2 = zww

Slide 7 - Quiz

Super Mario zal (1) altijd de held uit mijn kinderjaren blijven (2).
A
1 = kww 2 = zww
B
1 = zww 2 = zww
C
1 = hww 2 = kww
D
1 = hww 2 = zww

Slide 8 - Quiz

Met deze maatregel zullen (1) deze problemen niet meer voorkomen (2).
A
1 = kww 2 = zww
B
1 = zww 2 = zww
C
1 = hww 2 = kww
D
1 = hww 2 = zww

Slide 9 - Quiz

Ondanks de aanwezigheid van de politie zijn (1) de betogers in groepjes teruggekomen (2).
A
1 = kww 2 = zww
B
1 = zww 2 = zww
C
1 = hww 2 = kww
D
1 = hww 2 = zww

Slide 10 - Quiz

De negentigste verjaardag van mijn overgrootmoeder is (1) een groot feest geweest (2).
A
1 = kww 2 = zww
B
1 = zww 2 = zww
C
1 = hww 2 = kww
D
1 = hww 2 = zww

Slide 11 - Quiz

De weersvoorspelling voor komend weekend blijkt (1) gunstig te zijn (2).
A
1 = kww 2 = zww
B
1 = zww 2 = zww
C
1 = hww 2 = kww
D
1 = hww 2 = zww

Slide 12 - Quiz

Onderzoekers denken dat het ijsplateau op de noordpool is versnipperd door veranderingen in het klimaat.

In deze samengestelde zin is sprake van:
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 13 - Quiz

Onderzoekers denken dat het ijsplateau op de noordpool is versnipperd door veranderingen in het klimaat.

Het os vgw is hier:

Slide 14 - Open question

Charlie kan niet meedoen aan de hockeywedstrijd, want ze heeft morgen een eindexamentoets.

In deze samengestelde zin is sprake van:
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 15 - Quiz

Charlie kan niet meedoen aan de hockeywedstrijd, want ze heeft morgen een eindexamentoets.

Het ns vgw is hier:

Slide 16 - Open question

Welke 5 ns vgw ken je?

Slide 17 - Mind map

Slide 18 - Video

Over welke woordsoorten
ging dit liedje?
A
zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden
C
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
D
voorzetsels

Slide 19 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijke voornaamwoorden (pers. vnw) verwijzen naar een persoon,
een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

Persoonlijke voornaamwoorden zijn aparte zinsdelen, die je als onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp kunt benoemen.

Slide 20 - Slide

Let op!!
Het is alleen een persoonlijk voornaamwoord als het een apart zinsdeel is. Als het een deel van een zinsdeel is, is het een lidwoord.

voorbeeld
Het is opgeknapt. --> Het = persoonlijk voornaamwoord
Het weer is opgeknapt. --> Het = bepaald lidwoord.
Het hoort in deze zin bij het zelfstandig naamwoord weer.

Slide 21 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw) geeft een bezit aan.
Het kan bijvoeglijk of zelfstandig in een zin voorkomen.
Bij zelfstandig gebruik staat er een lidwoord voor.

voorbeeld
Heb je haar samenvatting gebruikt? --> bijvoeglijk gebruikt
Je kunt beter de zijne gebruiken.  --> zelfstandig gebruikt


Slide 22 - Slide

De truc
Twijfel je of het om een persoonlijk voornaamwoord gaat?
Vervang het persoonlijk voornaamwoord dan door een naam.
Lukt dat? --> Persoonlijk voornaamwoord!

voorbeeld
Hij heeft heel goed zijn best gedaan vandaag.
Frenkie heeft heel goed zijn best gedaan vandaag.


Slide 23 - Slide

Tot welke woordsoort behoren de volgende woorden?
ik , hij , wij , jullie
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 24 - Quiz

Ik heb het vanmorgen in de krant gelezen.

'het' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 25 - Quiz

Dit is niet onze boom, maar hun boom.

'onze' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 26 - Quiz

Die rode fiets is van jou.

'jou' is een ...
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 27 - Quiz

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden uit deze zin:

Gisteren zag ik Antoinette en zij zei blozend tegen mij: 'Jouw broer is erg knap!'
A
ik
B
ik - zij
C
ik - zij - mij
D
ik - zij - mij - jouw

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Link