Herhaling paragraaf 2.2 en rekenen

Succes met het maken van deze stilteopdracht!
Wat ga je doen? 
  • Bekijk de slides met de herhaling van de lesstof van de vorige lessen
  • Beantwoord de vragen in stilte met je rekenmachine
Denk aan de afspraak; een stilte opdracht voer je zelfstandig uit Je bent dus stil en vraagt niemand om hulp. 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Succes met het maken van deze stilteopdracht!
Wat ga je doen? 
  • Bekijk de slides met de herhaling van de lesstof van de vorige lessen
  • Beantwoord de vragen in stilte met je rekenmachine
Denk aan de afspraak; een stilte opdracht voer je zelfstandig uit Je bent dus stil en vraagt niemand om hulp. 

Slide 1 - Slide

Wat heb je vorig lesuur geleerd?
Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen.
Je weet wat rente is.
Je kunt rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt.
Je weet wat de geldfuncties zijn.
Dit ga je vandaag leren
Dit leer je nu
Doen
Terugkijken

Slide 2 - Slide

Sparen
Sparen betekent dat je je geld niet nu uitgeeft, maar bewaart voor later.

Redenen om te sparen:
  • Je spaart voor een doel: bijvoorbeeld extra geld voor op vakantie.
  • Je spaart uit voorzorg: bijvoorbeeld voor als je telefoon kapot gaat.
  • Je spaart voor de rente.

Slide 3 - Slide

Beloning voor het sparen
Als je geld op een spaarrekening zet, krijg je rente.

Rente = een vergoeding die je krijgt van de bank voor jouw spaargeld.

Slide 4 - Slide

Tygo spaart voor een scooter. Hij zet zijn geld op een spaarrekening, zodat het geld sneller aangroeit.
A
Tygo spaart voor een doel
B
Tygo spaart voor een doel en voor extra rente
C
Tygo spaart uit voorzorg
D
Tygo spaart voor een doel en uit voorzorg

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Functies van het geld
Geld heeft drie geldfuncties:
  1. geld als ruilmiddel: wanneer je iets koopt.
  2. geld als spaarmiddel: wanneer je geld bewaart om later uit te geven.
  3. geld als rekenmiddel: wanneer je de waarde van iets in geld aangeeft. 

Slide 7 - Slide

Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel rente na 1 jaar?
A
€ 18
B
€ 18,65
C
€ 216
D
€ 36

Slide 8 - Quiz

Hoe gebruik je geld in de volgende gevallen?
Kies bij elke zin de juiste geldfunctie.

Je koopt een reep chocola.
A
Rekenmiddel
B
Ruilmiddel
C
Spaarmiddel

Slide 9 - Quiz

Hoe gebruik je geld in de volgende gevallen?
Kies bij elke zin de juiste geldfunctie.

De rente is dit jaar € 18,25 op je bankrekening
A
Rekenmiddel
B
Ruilmiddel
C
Spaarmiddel

Slide 10 - Quiz

Hoe gebruik je geld in de volgende gevallen?
Kies bij elke zin de juiste geldfunctie.

Je zet €50 apart om een playstation te kunnen kopen.
A
Rekenmiddel
B
Ruilmiddel
C
Spaarmiddel

Slide 11 - Quiz

Open je aantekeningen schrift en maak de volgende sommen. Schrijf je berekening ook op!
Zet de letters onder elkaar en bereken welk bedrag je in de volgende gevallen na één jaar aan rente krijgt.



A
B
C

Slide 12 - Slide

2. Jaylyn haalt de volgende cijfers

Nederlands: 6 en een 6,3
Duits:  een 7
L.O.: een 6,8

Bereken het gemiddelde cijfer van Jaylyn voor deze vakken samen. 




Slide 13 - Slide

Je bent klaar met het maken van deze stilteopdracht!
Wat ga je nu doen? 
  • Open in It's learning de methode pincode 
  • Lees paragraaf 2.3 en begin aan de opdrachten 
Denk aan de afspraak; een stilte opdracht voer je zelfstandig uit Je bent dus stil en vraagt niemand om hulp. En je blijft stil totdat de 10minuten voorbij zijn. 

Slide 14 - Slide