Grammar

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Grammar

door Mick en Hassan

present simple

• tegenwoordige tijd
• Normaal hele werkwoord (I walk, we visit)
• 3e persoon enkelvoud. (he/she/it) + ww +s
• feiten en gewoonten.

present simple
You ...... very hard.

1. try
2. tries
3. tried
4. tryed

Present simple
He....to the playground.

1. going
2. goes
3. went
4. is going

Present continous

• Onderwerp + vorm van to be (was were) + werkwoord + ing
• Het is nog bezig.
• I am working. 

present continous:
I am_____ (clean)

1. clean
2. cleaned
3. cleaning
4. cleaner

present continous:
He is_____ (play)

1. playing
2. play
3. played
4. plaing

Past Simple

- Wanneer gebruik je de Past Simple?

Als iets in het verleden is gebeurd en afgelopen is.

-  Hoe maak je de Past Simple?

werkwoord + ed

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?

1. hele ww+ - (i)ed of irregular verb 2e rijtje
2. shit = hele ww+-s
3. vorm van to be + hele ww+ -ing
4. have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

PAST SIMPLE:
in welke zin wordt de past simple gebruikt?

1. I have lived in Utrecht for 13 years.
2. I was living in Utrecht.
3. I lived in Utrecht in 2010
4. I am living in Utrecht.

The past continous 

• Je gebruikt de 'past continuous' als je wilt zeggen dat iets aan de gang was in de verleden tijd (vandaar 'continuous').
•  to be (was were) + ww+ ing

Past continous:
Nancy ....... with her friends yesterday, when her phone rang.

1. was playing
2. played
3. am playing
4. did play

Past continous:
My parents ...... TV when the cat jumped on the table.

1. are watching
2. was watching
3. were watching
4. did watch