This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
§ 5.4 Politieke stromingen
Liberalen - socialisten - confessionelen
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van deze les kunnen jullie de verschillende politieke stromingen en hun kenmerken benoemen.
Slide 2 - Slide
Begin 19e eeuw in Nederland
Koning, edelen en regenten aan de macht.
Volk had niets te zeggen.
Parlementen weinig invloed.
1820: politieke stromingen wilden dit veranderen: idealen revoluties en verlichting in de praktijk brengen.
Slide 3 - Slide
Wat waren de idealen/ideeen van de democratische revoluties en de verlichting ook alweer?
Slide 4 - Open question
Verichting: door rationeel denken maatschappij verbeteren> verdraagzaamheid, gelijkheid en vrijheid vorming van een rechtstaat.
Democratische revoluties: gelijke rechten voor mensen: vrijheid van godsdienst en meningsuiting. Volk mag kiezen.
Slide 5 - Slide
Politieke stromingen
Liberalen
Confessionelen Protestanten & Katholieken
Socialisten
Slide 6 - Slide
De liberalen
Bij liberalen staat vrijheid centraal. Zij willen:
burgelijke vrijheden
economische vrijheden
parlementair stelsel
In de 2e helft van de 19e eeuw hadden liberalen het meeste te vertellen in de politiek.
Slide 7 - Slide
Liberalen
Rijke burgers, eerste politici
Politieke partij: Liberale Unie.
Overheid moet zich zo min mogelijk met het land bemoeien, alleen zorgen voor veiligheid. Zeker niet met de economie.
Slide 8 - Slide
Thorbecke
Leider liberalen
Belangrijke rol bij grondwetswijziging 1848
Grondlegger parlementaire democratie
Gaf Aletta Jacobs toestemming om naar de universiteit te mogen als eerste vrouw.
Slide 9 - Slide
Socialisten
Opkomen voor fabrieksarbeiders.
Gelijkheidhet - verschil tussen arm en rijk kleiner
Door middel van parlement verbeteringen voor arbeiders.
SDAP vanaf 1900
Pieter Jelles Troelstra
Sociale wetten en kiesrecht.
Slide 10 - Slide
In Nederland kregen de socialisten pas vanaf 1870 massale aanhang(veel kiezer. Waardoor komt dat?
Slide 11 - Open question
Karl Marx
1867 Das Kapital
Grondlegger socialisme
Visie: Rijken worden rijker, armen worden armer
Communisme
Slide 12 - Slide
Visie Marx
Proletariaat = klasse van arbeiders
Proletariers moesten met een revolutie de macht grijpen.
Productiemiddelen moesten worden afgenomen van bezittende klasse (bourgeoisie)
Slide 13 - Slide
Confessionelen
Rond 1870 ontstond een stroming die uitging van het christelijk geloof (protestanten en katholieken): confessionalisme
Protestanten noemen zich antirevolutionair. Ze verwierpen de ideeën van de verlichting. (God moet centraal staan)
Slide 14 - Slide
Confessionelen
Protestanten en katholieken.
Stonden tussen socialisten en liberalen in.
Naleven van de regels van de bijbel waren belangrijk.
De confessionele streden voor gelijke betaling van het openbaar en bijzonder onderwijs (niet door de overheid opgericht): de schoolstrijd. Dit doel bereikte ze in 1917.
Slide 15 - Slide
ARP - Protestanten
Antirevolutionaire partij
Eerste politieke partij van Nederland
Opgericht door Abraham Kuyper.
Verwierp ideeën van de verlichting.
Slide 16 - Slide
Abraham Kuyper
Dominee
Aanhangers: boeren en eenvoudige burgers die van Thorbecke geen stemrecht hadden gekregen (Kleine luyden)
Slide 17 - Slide
Katholieken
RKSP & KVP
Herman Schaepman
Achtergestelde groep (alleen veel katholieken in het Zuiden). Willen dezelfde rechten als protestanten.
Slide 18 - Slide
Schoolstrijd
Doel van de confessionelen was dat de overheid betaalde voor christelijk onderwijs.
De grondwet van 1848 gaf vrijheid van onderwijs.
Gelovigen mochten eigen scholen stichten -> maar bijzonder onderwijs moest zelf worden betaald.
Slide 19 - Slide
Wie is deze persoon?
A
Lenin
B
Nicolaas II
C
Raspoetin
D
Marx
Slide 20 - Quiz
Welk probleem zag Marx?
A
de rijkdom van de fabriekseigenaren
B
de armoede van de arbeiders
C
de klassenstrijd
D
de slechte woonomstandigheden
Slide 21 - Quiz
Schoolstrijd
De overheid betaalde alleen voor openbaar onderwijs. Liberalen wilden het volk de verlichte ideeën laten verspreiden in het openbaar onderwijs. -> Daarom wilden zij bijzonder onderwijs geen geld geven.
Katholieken en protestanten werkten samen tijdens schoolstrijd.
Slide 22 - Slide
Schoolstrijd
De schoolstrijd eindigde in 1917
Bijzonder en openbaar onderwijs kregen net zoveel geld.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Slide 25 - Slide
Wat is geen politiek maatschappelijke stroming?
A
Liberalisme
B
Communisme
C
Socialisme
D
Bourgeoisie
Slide 26 - Quiz
Wie is deze man?
A
Thorbecke
B
Neuman
C
Koning Willem I
D
Koning Willem II
Slide 27 - Quiz
Politieke partijen die in hun programma uitgaan van het geloof.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen
Slide 28 - Quiz
Politieke stroming die vrijheid belangrijk vindt.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen
Slide 29 - Quiz
ARP is een .. partij
A
Confessionele
B
Liberale
C
Socialistische
Slide 30 - Quiz
Welke politieke partij heeft de meeste idealen van de liberalen overgenomen?
A
SGP
B
CDA
C
VVD
D
SP
Slide 31 - Quiz
0
Slide 32 - Video
0
Slide 33 - Video
0
Slide 34 - Video
0
Slide 35 - Video
0
Slide 36 - Video
0
Slide 37 - Video
0
Slide 38 - Video
Welke politieke stroming was vanaf 1848 overheersend in West-Europa?
Slide 39 - Open question
Leg uit bij welk soort socialisme Domela Nieuwenhuis hoorde en waardoor dat kwam.
Slide 40 - Open question
Welke politieke stroming werd na 1870 de belangrijkste tegenstander van het liberalisme en socialisme? Leg uit waarom!
Slide 41 - Open question
Wat is bijzonder onderwijs? Geldt dit vandaag de dag nog steeds? Zoek op in welk artikel van de grondwet dit geregeld is.
Slide 42 - Open question
Wat was de schoolstrijd, en wanneer eindigde deze?