Je kan na deze les goed inschatten wat voor toets over Kapitel 1 nog moet leren. Maar ook weet je wat je al goed beheerst!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Wiederholung Kapitel 1
Lesdoel:
Je kan na deze les goed inschatten wat voor toets over Kapitel 1 nog moet leren. Maar ook weet je wat je al goed beheerst!
Slide 1 - Slide
Wie geht es dir heute?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Het persoonlijk voornaamwoord
In het Duits gebruik je het persoonlijk voornaamwoord hetzelfde als in het Nederlands.
Slide 3 - Slide
Het persoonlijk voornaamwoord "sie" heeft drie betekenissen. Welke zijn dit?
A
zij (enkelvoud), zij (meervoud) & U
Slide 4 - Quiz
Het persoonlijk voornaamwoord "sie" heeft drie betekenissen. Welke zijn dit?
A
zij (enkelvoud),
zij (meervoud) & wij
B
zij (enkelvoud), zij (jullie) & U
C
zij (enkelvoud), zij (meervoud) & U
D
zij (enkelvoud), zij (meervoud) & jullie
Slide 5 - Quiz
Das ist Max. ______ (hij) wohnt in Rotterdam.
Slide 6 - Open question
Woher kommen ____ (U), Herr Schmidt?
Slide 7 - Open question
ich
du
jullie
zij (mv)
ik
jij
wij
sie (mv)
Slide 8 - Drag question
Vervoegen van de werkwoorden
Werkwoorden krijgen de uitgang die past bij het onderwerp van de zin. Je zet de uitgang achter de stam van het werkwoord.
Slide 9 - Slide
Met welk ezelsbruggetje kan je de uitgangen onthouden?
A
De (f)esttenten
B
De (f)esttaart
C
De (f)eestkar
D
De (f)eesttenten
Slide 10 - Quiz
Ihr ______ (suchen) den Supermarkt. Onderwerp: _____ Stam: _____
Slide 11 - Open question
Julia _______ (lachen) sehr laut. Onderwerp: _____ Stam: ______
Slide 12 - Open question
Was ______ (kochen) du heute? Onderwerp: _____ Stam: _____
Slide 13 - Open question
Let op uitzondering! Als de stam eindigt op een -s/-ß: Welke uitgang komt er dan bij du achter?
A
du = stam+st
B
du = stam+t
C
du = stam+e
D
du = stam+en
Slide 14 - Quiz
Du ________(reisen) heute nach Prag. Onderwerp: ________ Stam: _________
Slide 15 - Open question
Ik begrijp nu hoe ik de werkwoorden moet vervoegen!
😒🙁😐🙂😃
Slide 16 - Poll
Noteer de som voluit: 3+9+1=
Slide 17 - Open question
Hoe gaat deze reeks verder? zwanzig-siebzehn-vierzehn-
A
zehn
B
acht
C
elf
D
zwölf
Slide 18 - Quiz
Noteer de getallen: 15-16-17-18
Slide 19 - Open question
Beantwoord in het Duits: Wie heißt du?
Slide 20 - Open question
Beantwoord in het Duits: Wie alt bist du? Wo wohnst du? Hast du Geschwister?
Slide 21 - Open question
Welke vertaling is juist? ehrlich, sportlich, freundlich, glücklich
A
eerlijk, sportief, aardig, goed
B
eerlijk, sportief, vriendelijk, goed
C
eerlijk, sportief, vriendelijk, gelukkig
D
ernst, sportief, vriendelijk, gelukkig
Slide 22 - Quiz
Schrijf een zin over jezelf waarin je twee karaktereigenschappen van jezelf aangeeft. Bijvoorbeeld: Ich bin freundlich und ruhig.
Slide 23 - Open question
Ich bin nie pünktlich
A
Ik ben nooit op tijd.
B
Jij bent nooit op tijd.
C
Ik ben op tijd.
D
Ik ben nooit op tijd thuis.
Slide 24 - Quiz
Vertaal: Mijn zus is aardig.
Slide 25 - Open question
Noteer de zinnen opnieuw. Dit keer mét hoofdletters: mein name ist michael. ich habe einen bruder und eine schwester. ich bin hilfsbereit. am wochenende mache ich gerne sport.