Oefenen Cito BL M7

V1 wat past het BEST op plaats 1
A
Dat is toch logisch
B
En dat klopt ook
C
Goed geraden
D
Maar dat klopt niet
1 / 29
next
Slide 1: Quiz
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

V1 wat past het BEST op plaats 1
A
Dat is toch logisch
B
En dat klopt ook
C
Goed geraden
D
Maar dat klopt niet

Slide 1 - Quiz

V2 wat past het BEST op plaats 2
A
Omdat de noten dan langer vers blijven
B
omdat de noten in het donker beter groeien
C
Om de mooiste noten te krijgen
D
om de noten te beschermen

Slide 2 - Quiz

V3 wat past het BEST boven deze tekst
A
gereedschap in de prehistorie
B
handige uitvinding
C
overleven in de prehistorie
D
werktuigen van botten

Slide 3 - Quiz

V4 lees: Er....gemaakt (r.11)
Waar in de tekst staat waar dit gereedschap voor gebruikt werd.
A
in: de mensen ... mes. (r.6 t/m 8)
B
in: In ... geworden. (r. 8 t/m 10)
C
In: Waarschijnlijk ... weggooide. (r.12 en 13)
D
In: Zo ... naaien. (r. 13 en 14)

Slide 4 - Quiz

1. Wat wordt NIET duidelijk uit deze tekst?
A
hoe lang de mensen op de maan gaan wonen
B
hoeveel mensen op de maan gaan wonen
C
waarin de mensen op de maan gaan wonen
D
wat voor mensen er op de maan gaan wonen

Slide 5 - Quiz

2. Lees: Deze ... wielen(r.12)
En: zodat ... kan worden (r 12 en 13)
wat hebben deze twee stukjes tekst met elkaar te maken
A
hoe lang de mensen op de maan gaan wonen
B
hoeveel mensen op de maan gaan wonen
C
waarin de mensen op de maan gaan wonen
D
wat voor mensen er op de maan gaan wonen

Slide 6 - Quiz

3. Welke zin is waar volgens deze tekst?
A
Het tweede stukje geeft een OORZAAK van het eerste stukje
B
Het tweede stukje geeft een VOORBEELD bij het eerste stukje
C
Het tweede stukje geeft het GEVOLG van het eerste stukje
D
Het tweede stukje geeft het TEGENGESTELDE van het eerste stukje

Slide 7 - Quiz

4. Welke titel past het BEST boven deze tekst?
A
De voorstelling op school
B
Een nieuwe jongen in de klas
C
Het geheim van Jorg
D
Jorg en Marjolein worden vrienden

Slide 8 - Quiz

5. Lees: Waarom ... vragen? (r. 8 en 9)
Door welke zin kun je deze zin het BEST vervangen?
A
Waarom moet de juf dat nu EIGENLIJK aan hem vragen?
B
Waarom moet de juf dat nu JUIST aan hem vragen?
C
Waarom moet de juf dat nu STEEDS aan hem vragen?
D
Waarom moet de juf dat nu TROUWENS aan hem vragen?

Slide 9 - Quiz

6. Lees: Het was een maandag. (r. 18)
Over welke dag gaat het hier?

De dag dat Jorg...
A
Voor het eerst een driftbui kreeg?
B
Voor het eerst naar zijn nieuwe school ging?
C
voor het laatst zijn kamer had opgeruimd?
D
Voor het laatst zijn moeder had gezien.

Slide 10 - Quiz

7. Lees: "Nu kun je voorlopig vooruit."(r. 23 en 24)

Wat bedoelt Jorgs moeder hiermee?
A
Nu heb je voorlopig weer genoeg tijd.
B
Nu hoef je voorlopig niet op te ruimen.
C
Nu kun je voorlopig wel zonder mij.
D
Nu moet je het voorlopig alleen doen.

Slide 11 - Quiz

8. Lees: Jorg ... nippertje. (r. 43 en 45)

Hoe voelt Jorg zich hier?
A
Angstig
B
Benauwd
C
Opgelucht
D
Vrolijk

Slide 12 - Quiz

9. Lees: "Hé ... gegeven." (r 48 t/m 52)

Wat doet Marjolein hier?
A
Ze laat merken dat ze Jorg door heeft.
B
Ze laat merken dat ze Jorg erg leuk vindt.
C
Ze maakt Jorg aan het lachen.
D
Ze vertelt Jorg een geheimpje.

Slide 13 - Quiz

10. Welke titel past het BEST boven dit verhaal?
A
Een standbeeld voor meester Iep
B
Het laatste schooljaar voor meester Iep
C
Meester Iep heeft hooikoorts
D
Meester Iep is met pensioen

Slide 14 - Quiz

11. In welke zin staat een mening?
A
In: Het ... glas. (r. 2 en 3)
B
In: Dan ... huis. (r. 9 en 10)
C
In: Dan ... vertrokken. (r. 34 t/m 36)
D
In: Zo'n ... rimpels. (r. 39 en 40)

Slide 15 - Quiz

12. Lees: Nog ... begon ... (r. 19 t/m 25)

Wie bedoelt de schrijfster met ze? (r. 21)
A
De nieuwe leerlingen van groep 7
B
De nieuwe leraar of lerares van groep 7
C
De ouders van de leerlingen
D
De schoonmaker van school

Slide 16 - Quiz

13. Waarom is meester Iep zo trots op zijn schatten?

A
omdat hij er zijn werkkamer mee heeft opgevrolijkt
B
omdat hij er zo hard voor heeft gewerkt
C
omdat hij ze al heel lang heeft
D
omdat hij ze ooit van zijn leerlingen heeft gekregen

Slide 17 - Quiz

14. Lees: Wat ... tegenop. (r. 72 t/m 76)

Welke zin is zeker waar volgens het verhaal?

A
De leerlingen van meester Iep werken veel met de computer.
B
De verhalen van meester Iep zijn leuker dan computerspelletjes.
C
Meester Iep heeft al jaren een computer in de klas.
D
Meester Iep houdt niet van computers.

Slide 18 - Quiz

15. Lees: En ... rol. (r. 7 en 8)

Waardoor kun je 'En als die achter de rug is,' ... het BEST vervangen?
A
En als je daaraan begint, ...
B
En als je die hebt afgrond, ...
C
En als je geen plankenkoorts hebt, ...
D
En als je geen rugklachten hebt, ...

Slide 19 - Quiz

16. Lees: 's Ochtends ... smeren. (r. 9 t/m 13)

Wat wordt in dit stukje VOORAL duidelijk gemaakt?
A
waarom acteurs bijna altijd beroemde mensen zijn
B
waarom acteurs het liefst broodjes eten
C
waarom de opnames op meer dan een locatie zijn
D
waarom er veel mensen aan een opname werken

Slide 20 - Quiz

17. Lees: Als ... decor: (r. 14)

Wat is volgens de schrijver de reden dat je verbaasd naar het decor kijkt?
A
Het decor is anders dan dat het er in de film uitziet.
B
Het decor is helemaal van hout en zilver gemaakt
C
Het decor is op een vreemde locatie gezet.
D
Het decor is vak nog niet helemaal af.

Slide 21 - Quiz

18. Lees: Als ... is. (r. 18 t/m 21)

Wat wordt in dit stukje VOORAL duidelijk gemaakt?
A
Dat acteurs hun teksten soms onvoldoende leren.
B
Dat acteurs vaak te veel bijgeluiden maken.
C
Dat er veel fout kan gaan tijdens opnames.
D
Dat er veel kapot kan gaan tijdens opnames.

Slide 22 - Quiz

19. Lees: Maar ... gewerkt. (r. 24 t/m 32)

Waar gaat dit stukje VOORAL over?
A
over de acteurs
B
over de cameramensen
C
over de decorbouwers
D
over het publiek

Slide 23 - Quiz

20. Lees: Je ... gewerkt. (r. 30 t/m 32)

Wat betekent BOEIEN hier?
A
bakens op het water voor de scheepvaart
B
beugels om de handen bij elkaar te houden
C
de aandacht vasthouden
D
vastbinden

Slide 24 - Quiz

21. Lees: Simonica ... in."(r. 8 t/m 14)

Welke titel past het BEST boven dit stukje tekst?
A
De Portugezen aan de macht
B
De tocht van de slaven
C
Muziek van onze voorouders
D
Verhalen van meneer Pires

Slide 25 - Quiz

22. Lees: "We ... rij." (r. 15 t/m 24)

Welke titel past het BEST boven dit stukje tekst?
A
Eigen teksten schrijven
B
Mijn popidool
C
Op de eerste rij staan
D
Problemen oplossen

Slide 26 - Quiz

23 Lees: Hij ... geworden. (r. 17 en 18)

Wat betekent deze zin?

Almicar Cabral heeft er voor gezorgd dat ...
A
Kaapverdië een bijzonder land is geworden
B
Kaapverdië een populair land is geworden
C
Kaapverdië een welvarend land is geworden
D
Kaapverdië een zelfstandig land is geworden

Slide 27 - Quiz

24. Lees: De ... bekeken." (r. 25 t/m 31)

Welke titel past het BEST boven dit stukje tekst
A
Beroemd
B
Feesten
C
Klasgenoten
D
Spannend

Slide 28 - Quiz

25. Lees: Simonica ... worden. (r. 29 en 30)
En: "We ... bekeken."(r. 30 en 31)

Wat hebben deze twee zinnen met elkaar te maken?

A
De tweede zin betekent het tegengestelde van de eerste zin.
B
De tweede zin betekent het hetzelfde als de eerste zin.
C
De tweede zin geeft de oorzaak van de eerste zin.
D
De tweede zin geeft het gevolg van de eerste zin.

Slide 29 - Quiz