Werkwoordspelling verleden tijd (sterke werkwoorden)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Werkwoordspelling verleden tijd 

(sterke werkwoorden)

Doel:

Ik weet hoe ik sterke werkwoorden moet schrijven

Gisteren .... (lopen) ik naar de markt

Wist Bram gisteren zelf wel
waarover hij .... (spreken)?

Lisa .... (verdwijnen) gisteren door de deur, die uitkwam op de kleine kloostergang.

..... (liegen) jij vorige week toen je vertelde over die afspraak?

Jochem .... (blazen) gisteren alle kaarsjes op zijn taart uit!

Zo'n drieduizend jaar geleden ....
(trekken) de gletsjers zich terug naar het noorden.

Karim .... (snijden) afgelopen dinsdag in zijn vinger.

Afgelopen week hadden die honden ruzie, ze .... (bijten) elkaar in de poten.

In de afgelopen 10 jaar .... (bevriezen) de rivier misschien twee keer.

Toen Max en Jack aan het stoeien waren, .... (breken) zij de vaas van oma.

Gisteren .... (brengen) ik de kinderen met de auto naar school.

Toen wij aan et wandelen waren, ..... (fluiten) die leuke jongen naar mij.

Wat ... (geven) jij hem vorig jaar voor zijn verjaardag?

Afgelopen Kerst, .... (eten) jullie toen ook zalm met broccoli?

Roos en Linda ..... (hebben) gisteren allebei een voldoende gehaald voor de toets

De twee bergbeklimmers ... (houden) elkaar angstvallig vast toen zij vorige week van de berg af dreigden te vallen

Jij .... (weten) het antwoord op die vraag in het huiswerk van gisteren toch ook niet?

De baby van Lotte .... (kruipen) gisteren voor de eerste keer!

..... (nemen) Serge gisteren de trein naar Amsterdam?

Feline .... (mogen) afgelopen vrijdag niet naar het feestje van haar ouders.

Ik herken sterke ww.