Nova 3.2 Temperatuur

                Temperatuur (grootheid)
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

                Temperatuur (grootheid)

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
Je kunt de onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen en uitleggen hoe deze werkt.
Je kunt uitleggen wat het meetbereik van een thermometer is.
Je kunt een schaalverdeling maken voor een thermometer door gebruik te maken van het smeltpunt van ijs en het kookpunt van water.


Slide 2 - Slide

Eenheid: Celsius

Celsius (Bijna overal ter wereld)
- Twee vaste punten
- smeltend ijs = 0 0C
- Kokend zuiver water = 100 0C

Slide 3 - Slide

Thermometer
- Vloeistof (b.v. rood gekleurd 
    alcohol)
- Vloeistof zet uit als temperatuur stijgt.
- Digitale koortsmeter: Elektrische schakeling die bij elke temperatuur een andere elektrische spanning levert. Spanning wordt omgerekend naar temperatuur.

Slide 4 - Slide

Infrarood-thermometer

- Maakt gebruik van warmte straling. 
- Warmer voorwerp geeft meer warmte af. 
- Oorthermometer meet temperatuur op deze manier.

Slide 5 - Slide

Temperatuur-gevoeligheid

Oventhermometer
Koortsthermometer
Vloeistofthermometer - Hoeveel mm stijgt vloeistof als temperatuur met 1 graad toeneemt.


Slide 6 - Slide

Gevoeligheid 
vergroten:

Groter reservoir
Dunnere stijgbuis

Slide 7 - Slide

Uitzetten en krimpen van vaste stoffen:
- Temperatuurstijging 
    verookzaakt een uitzetting
- Temperatuurdaling  
    veroorzaakt een krimp

Slide 8 - Slide

Nederland
Temperatuurverschil ongeveer 50 graden
Stalen balk van 20 m wordt ongeveer 1.2 cm langer

Slide 9 - Slide

De temperatuurschaal van Celsius is gebaseerd op kokend water en smeltend ijs.
A
waar
B
niet-waar

Slide 10 - Quiz

Het absolute nulpunt ligt bij 0 K
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Een oorthermometer werkt met behulp van uitzetting van eens tof
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Vaste stoffen krimpen bij temperatuurstijging
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz