Spoedcursus Spelling voor SE

Spoedcursus Spelling
  • Hoofdletters
  • Interpunctie
  • Werkwoordspelling 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spoedcursus Spelling
  • Hoofdletters
  • Interpunctie
  • Werkwoordspelling 

Slide 1 - Slide

Aantekeningen:
  • Bijna iedereen heeft de deadline gehaald, dank!
  • Kijk goed naar de ontbrekende zaken, vul aan waar nodig
  • Laatste deadline is 23-02, na die deadline inleveren kan niet meer
  • Komende weken af en toe leestijd/aantekeningentijd, neem je leesboek mee!

Slide 2 - Slide

Hoofdletters
  • Vandaag:
  • Theorie
  • Oefenvragen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Theorie: wanneer wél?
  • Aan het begin van een zin
  • Let op: 't Zal me straks wat zijn als de scholen weer opengaan!
  • De ij wordt gezien als één letter dus: IJsland, 'IJsjes eet ik graag'

  • Bij (persoons)namen
  • Let op: C. van der Meer maar dhr. Van der Meer

  • Feestdagen, boeken, films, aardrijkskundige namen
  • Let op: 'Het duister dat ons scheidt', 'Avatar: de legende van Aang'
  • Alleen het eerste woord bij titels met hoofdletter, tenzij de auteur dit expliciet niet heeft gedaan bij hun boek. 

Slide 5 - Slide

Theorie: wanneer niet?
  • Soorten: camembert, een glas cava/bordeaux
  • Historische periodes: de oudheid, de middeleeuwen
  • Afleidingen van feestdagen: paastak, kerstboom, kerststol
  • Maanden, dagen en jaargetijden: januari, maandag, winter
  • Religies of afleidingen hiervan: christendom, islam, hindoeïstisch

Slide 6 - Slide

Hebben jullie goed geluisterd naar mevrouw ...
A
Von Berg
B
von Berg

Slide 7 - Quiz

Wie is ... die ons telkens lastigvalt met taken voor Nederlands?
A
meneer C. van der Meer
B
meneer C. Van der Meer
C
Meneer C. van der Meer

Slide 8 - Quiz

De ... volgen de leer van ... die zo'n 2000 jaar geleden zou hebben geleefd.
A
christenen- christus
B
Christenen-Christus
C
Christenen-christus
D
christenen-Christus

Slide 9 - Quiz

Vanavond komt het derde deel van ... op tv.
A
In de Ban van de Ring
B
In de ban van de ring
C
In de ban van de Ring

Slide 10 - Quiz

Het SGDB is op loopafstand van station ....
A
's-Hertogenbosch
B
'S-Hertogenbosch
C
'S-hertogenbosch
D
's-hertogenbosch

Slide 11 - Quiz

Het is pas ... als mevrouw Jacobs de ... op haar verjaardag kan versieren.
A
kerstmis-kerstboom
B
Kerstmis-Kerstboom
C
Kerstmis-kerstboom
D
kerstmis-Kerstboom

Slide 12 - Quiz

Babette wilde trouwen op ... maar door de ... kon bijna niemand komen.
A
Bonaire-coronacrisis
B
Bonaire-Coronacrisis
C
bonaire-coronacrisis
D
bonaire-Coronacrisis

Slide 13 - Quiz

Het gebeurt niet vaak dat ... in de ... valt.
A
moederdag-Paasvakantie
B
Moederdag-Paasvakantie
C
moederdag-paasvakantie
D
Moederdag-paasvakantie

Slide 14 - Quiz

9: Interpunctie

Slide 15 - Slide

- Leestekens
- Oefenen

Focus ligt op SE
Meest gemaakte interpunctiefouten bij SE Themadossier. Er zijn natuurlijk meer 'kleine' regeltjes die je kunt bestuderen op blz. 291-292

Slide 16 - Slide

Welke zin is juist?
A
Hoeveel cm staat er op een lineaal?
B
Hoeveel c.m. staat er op een lineaal?
C
Hoeveel cm. staat er op een lineaal?

Slide 17 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik stuur een bericht naar A.S. Jacobs.
B
Ik stuur een bericht naar AS. Jacobs.
C
Ik stuur een bericht naar AS Jacobs.

Slide 18 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Zou je svp willen antwoorden op mijn bericht?
B
Dat zou ik maar zsm. doen!
C
M.b.v. het antwoord op de mail kan ik mijn opdracht afronden.

Slide 19 - Quiz

Welke zin is juist?
A
De docent vroeg wie er afwezig was in de onlineles?
B
De docent vroeg wie er afwezig was in de onlineles.

Slide 20 - Quiz

PUNT
- Einde van de zin
- Afkortingen
s.v.p. - jl. - d.m.v. - m.b.v. 



ZONDER PUNT
- initiaalwoorden (NS, pc)
- letterwoorden (pin)
- maten en gewichten (cm, m, dm)
UITROEPTEKEN
- Bevel of uitroep



VRAAGTEKEN
- einde van een vraag
Wie is er afwezig?
- Behalve in de indirecte rede
De docent vroeg wie er afwezig was in de les. 

Slide 21 - Slide

Door naar de komma

Slide 22 - Slide

Welke zin is juist?
A
Wie voldoende gegeten heeft mag alvast opruimen.
B
Wie voldoende gegeten heeft, mag alvast opruimen.

Slide 23 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik heb een hond twee katten zes goudvissen en een konijn.
B
Ik heb een hond, twee katten, zes goudvissen en een konijn.
C
Ik heb een hond, twee katten, zes goudvissen, en een konijn.

Slide 24 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Hij is ziek want hij heeft koorts.
B
Hij is ziek, want hij heeft koorts.
C
Hij is ziek want, hij heeft koorts.

Slide 25 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Omdat de timmerman komt blijf ik thuis.
B
Omdat, de timmerman komt blijf ik thuis.
C
Omdat, de timmerman komt, blijf ik thuis.
D
Omdat de timmerman komt, blijf ik thuis.

Slide 26 - Quiz

Wanneer wel?
  • Voor en na een bijstelling
    Mevrouw Jacobs, docent Nederlands, is aanwezig. 
  • Tussen twee pv's 
    Wanneer ik goed leer, haal ik sneller een goed cijfer. 
  • Tussen onderdelen van een opsomming (niet voor 'en')
    Ik houd van lasagne, chips, chocolade en friet. 
  • In lange zinnen voor voegwoorden als 'want, maar, omdat' etc. 
  • Wanneer je een rustpauze moet houden in een lange zin
Zie ook in je boek
Blz. 291
  • Voor en na een aanspreking bijv. 

Slide 27 - Slide

De puntkomma
Wanneer gebruiken?
Puntkomma betekent en
  • Zinnen die sterk met elkaar samenhangen
    Afgelopen zaterdag sneeuwde het; met name aan het einde van de middag viel er veel sneeuw. 

  • Tussen delen van opsommingen, zeker wanneer het om zinnen gaat. 
    Je bent geschikt voor deze baan wanneer:
    - Je bent een echte teamplayer ;
    - Je houdt van een uitdaging ; 
    - Je bent direct beschikbaar. 

Slide 28 - Slide

Door naar de dubbele punt!

Slide 29 - Slide

Welke zin is juist?
A
Mijn naam is Felix.
B
Mijn naam is: Felix.

Slide 30 - Quiz

Welke zin is juist?
A
De lokale supermarkt is tegenwoordig van alle gemakken voorzien boodschappen, postkantoor en bloemist.
B
De lokale supermarkt is tegenwoordig van alle gemakken voorzien: boodschappen, postkantoor en bloemist.

Slide 31 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Vervolgens zegt Anne 'Wanneer is het genoeg?'
B
Vervolgens zegt Anne: 'Wanneer is het genoeg?'
C
Vervolgens zegt Anne "Wanneer is het genoeg?"
D
Vervolgens zegt Anne: "Wanneer is het genoeg?"

Slide 32 - Quiz

Werkwoordspelling
  • Let op fouten met -dt!
  • Hoe oud ... je? (worden)
  • word, geen -t!
  • Twijfel? Voeg een vorm van 'lopen' in, hoor je geen t? Schrijf je werkwoord zonder -t!
  • Waarom ... hij zich op deze manier?  (verkleden)
  • Verkleedt

Slide 33 - Slide

Aan de slag:
  • Lees de theorie op blz. 290 en 291
  • Maak opdracht 5 
  • Klaar? 
  • Maak opdracht 1 t/m 4 op blz. 287 en 288
  • Of ga lezen!

Slide 34 - Slide

Aan de slag:
  • Lees de theorie op blz.286 en 287
  • Maak opdracht 1 t/m 4 én opdracht 8 op blz. 287 en 288
  • Klaar? Ga lezen!
  • Óf ga aan de slag met opdracht 4,5 en 6 op blz. 295 --> lees de theorie goed door!

Slide 35 - Slide

Aan de slag:
  • Ga lezen in je boek
  • Maak aantekeningen in je schrift
  • Allebei niet bij je? Pak een laptop en maak de beginmeting in TiO-Spelt, werk vervolgens je taaktijd weg
  • Let op, vrijdag in de les lever je jouw schrift in!

Slide 36 - Slide