(1) 2 presentaties en mv

Weekplanning
2 presentaties, daarna zelf aan de slag met grammatica meewerkend vw H5 (blz. 148)

2 presentaties, daarna lezen H6 (blz. 162)


2 presentaties, daarna 'Goed gebekt'
Vandaag



Les 2, week 7


Les 3, week 7
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Weekplanning
2 presentaties, daarna zelf aan de slag met grammatica meewerkend vw H5 (blz. 148)

2 presentaties, daarna lezen H6 (blz. 162)


2 presentaties, daarna 'Goed gebekt'
Vandaag



Les 2, week 7


Les 3, week 7

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 

  1. Hoe zat het ook alweer met...
  2. Grammatica: meewerkend voorwerp
  3. Zelf aan de slag

Slide 2 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 



LESDOEL:
Je weet wat een meewerkend voorwerp is en hoe je deze in een zin vindt.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welke zinsdelen hebben we reeds behandeld?
  • Persoonsvorm (pv)
  • Onderwerp (ow)
  • Werkwoordelijk gezegde (wg)
  • Lijdend voorwerp (lv)


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Het WG bestaat uit:
A
PV (zitten)
B
PV en alle andere werkwoorden (staan)
C
PV en betekenisvolle werkwoorden(op tafel zitten)
D
PV en splitsbare werkwoorden (op stoel staan)

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Het onderwerp van de zin vind je door de volgende vraag te stellen:
A
Wie doet het? (zitten)
B
Waar + pv+ wg? (staan)
C
wie/wat + wg? (staan op stoel)
D
Wat gebeurt er in de zin? (zitten op tafel)

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Een persoonsvorm kun je op meerdere manieren in een zin vinden.
A
waar (zitten)
B
niet waar (staan)

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de zinsdelen - Waarom wil [mijn oma] altijd een zoen hebben?
A
Onderwerp (zitten op tafel)
B
Lijdend voorwerp (staan)
C
Meewerkend voorwerp (zitten)
D
Bijwoordelijke bepaling (staan op stoel)

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.  
Niet in elke zin staat een meewerkend voorwerp.





Slide 10 - Slide

This item has no instructions

LET OP!
Als er 'aan' of 'voor' bij het meewerkend voorwerp staat, dan hoort dat altijd bij het meewerkend voorwerp!

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin: De docent Nederlands gaf de leerling een negen voor zijn toets.
A
de docent
B
de leerling
C
gaf
D
voor zijn toets

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Weekwerk grammatica
Waar? 
Bladzijde 148

Welke opdrachten?
1, 2 en 5

Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Nee, je bent zelf verantwoordelijk voor je leerproces. Zorg ervoor dat je de opdrachten die je opkrijgt maakt zodat je de kennis opneemt die je nodig hebt.
timer
13:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions