This lesson contains 13 slides, with text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Welkom bij economie!
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
- Proefwerk bespreken
- Starten met de nieuwe lesstof
- Werken aan de nieuwe lesstof
- Herhalen van de stof
Slide 2 - Slide
Proefwerk bespreken
Slide 3 - Slide
Nieuwe leerdoelen
Je weet in welke twee vormen geld voorkomt.
Je kunt een nieuw saldo berekenen.
Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte ruil.
Je weet op welke manieren je met geld kunt betalen.
Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen.
Je weet wat rente is.
Je kunt rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt.
Je weet wat de geldfuncties zijn.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Elektronisch betalen
Slide 7 - Slide
Redenen om te sparen
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor rente
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Rekenen
Je gaat een nieuw saldo berekenen. De formule: Oud saldo + Ontvangsten - Uitgaven = Nieuw saldo.
Bijv. Je hebt € 100,- gespaard. Je krijgt € 15,- zakgeld en moet voor een verjaardag € 7,50 uitgeven. Wat is je nieuwe saldo?
Slide 10 - Slide
Rekenen
Er zijn verschillende manieren om de rente te berekenen. Het is eigenlijk hetzelfde als met de procent berekening van het vorige hoofdstuk. Ik bespreek alle mogelijkheden. Kies er eentje die het beste bij je past.
Bijv. Je hebt € 350 op je spaarrekening staan tegen 1,2% rente. Hoeveel rente krijg je dan per jaar? En per maand?
Slide 11 - Slide
Aan de slag
Neem voor je blz. 38. We gaan eerst gezamenlijk lezen.
Daarna maak je de volgende opgaven:
Paragraaf 2.1: 2 - 4 - 6 - 8 - 10 - 12
Paragraaf 2.2: 14 - 16 - 17 - 19 - 22 - 24 & 25
Ben je klaar?
Ga dan aan de slag met blz. 46 & 47
Slide 12 - Slide
Afsluiting
Wat is het verschil tussen giraal en chartaal geld?
Wat is het verschil tussen directe en indirecte ruil?
Noem minimaal 3 manieren waarop je met geld kunt betalen.