§ 2.3: Grammaire I (avoir).

être
Je suis
Tu es
Il est
Nous sommes
Vous êtes
Ils sont
jij bent
Jullie zijn
hij is
ik ben
zij zijn
wij zijn
1 / 10
next
Slide 1: Drag question
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

être
Je suis
Tu es
Il est
Nous sommes
Vous êtes
Ils sont
jij bent
Jullie zijn
hij is
ik ben
zij zijn
wij zijn

Slide 1 - Drag question

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 2 - Drag question

Slide 3 - Slide

Doel:
Je kunt het werkwoord avoir (hebben) gebruiken.

Slide 4 - Slide

Les:

- Nakijken: ex 4 t/m 6.
- Uitleg: avoir.
- Zelfstandig werken.
Huiswerk:

mk ex 8 A t/m D.
lr apprendre 1 t/m 3.

Slide 5 - Slide

Exercice 4 – Vocabulaire

1 sturen
2 een postzegel
3 zonder
4 online zijn
5 tijd
6 een geheugen
7 nieuwste
8 helaas

Exercice 5 - Globaal lezen

1 Quentin en Louane.
2 Hoeveel tijd ze in de vakantie op hun mobieltje zitten en wat ze ermee doen.

Slide 6 - Slide

Exercice 6 - De tekst begrijpen

1 B,C en D
2 Louane, Quentin
3 a Dan kan hij geen contact houden met zijn vrienden.
 b bijna altijd, want hij zoekt meteen een wifi-punt
 c een wifi-punt
4 vrai: b, c



5 a Tu peux vivre cinq minutes sans ton portable ?
 b Je veux toujours être en ligne.
 c Mes copines veulent toujours avoir le dernier modèle.
6 B
7 Bijvoorbeeld: Volgens mij wel, want hij doet alles online, dus misschien verstuurt hij ook kaarten online

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Zelfstandig werken:
- Schrijf je huiswerk in je Plenda:
- mk ex 8A t/m D.
- lr apprendre 1 t/m 3. 

Slide 9 - Slide

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 10 - Drag question