EXERCICE 6 – DE TEKST BEGRIJPEN
1 Drie kinderen
2 a faux; ze zegt dat haar familie een beetje raar is
b vrai
c faux; ze hebben zeven kinderen
3 B
4 a Hoe is jouw familie?
b Heb jij een lievelingsdier?
5 a J’ai une famille un peu bizarre.
b Nous avons une grande famille.
c Mes grands-parents ont sept enfants.
6 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ik herkende veel woorden uit het Nederlands of Engels.
7 Ik heb tussen de tien en twintig vrienden.
8 Eigen antwoord.