This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
check je kennis van de theorie
leerdoelen zijn herkennen/benoemen van:
- tekststructuren
- soorten verbanden en signaalwoorden
- functies van tekstgedeelten
Slide 1 - Slide
tekststructuren
1 Basis inleiding - kern - slot [35]
2 delen van een tekst vaste tekststructuren [39]
3 op alineaniveau functies van tekstgedeelten [46]
4 op zinsniveau verbanden + signaalwoorden [33, 34]
Slide 2 - Slide
1. basiskennis. Noem een functie die de inleiding kan hebben.
Slide 3 - Mind map
1. basiskennis. Welke manieren om de tekst af te sluiten ken je?
Slide 4 - Mind map
vaste tekststructuren
Teksten bouw je zo op dat er een samenhangend geheel ontstaat. Afhankelijk van tekstdoel en onderwerp heeft een tekst een bepaald structuur of een mengvorm van structuren.
Slide 5 - Slide
Sleepvraag:
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
argumentatie-
structuur
aspecten-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
samenvatting van de verschillende onderdelen
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of
stelling
Slide 6 - Drag question
verschijnsel- verklaring structuur
verschijnsel- bespreking structuur
Vriendschap is een kwestie van geven en nemen. Er zijn drie sleutelwoorden voor vriendschap. Vertrouwen, want we zoeken in een vriend iemand die naast ons staat in het leven. Humor, want een goede vriend is vaak iemand met wie je na een woord al in lachen uitbarst. Stabiliteit, want in een goede vriendschap blijft het gevoel van saamhorigheid lang bestaan.
Slide 7 - Drag question
voor-en nadelen structuur
argumenten structuur
Is het wel handig om een griepinjectie te halen?
Het voordeel hiervan is, is dat het gratis is.
Eén van de nadelen van de griepinjectie is, is dat de bacteriën resistent worden en er kan zich een nieuwe variant van de griep vormen. Gezien de nadelen is het voor mij niet handig om een griepinjectie te halen.
Slide 8 - Drag question
verleden-nu-toekomst structuur
verschijnsel-bespreking structuur
verleden-heden structuur
De muziekstijl hiphop heeft zich door de jaren heen ontwikkeld. Hiphop is een culturele beweging die is ontstaan in de jaren 70 in New York. Tegenwoordig is hiphop een aanklacht tegen de samenleving in het algemeen.
Als we kijken hoe de ontwikkeling van hiphop is geweest, kunnen we ervan uitgaan dat deze muziekstijl in de toekomst heel populair zal worden onder jongeren.
Slide 9 - Drag question
functiewoorden
Functiewoorden geven aan welke functie een of meerdere alinea’s hebben ten opzichte van een andere alinea..
Slide 10 - Slide
Welk functiewoord past bij dit tekstdeel: De scholen zeggen dat leerlingen geen behoefte hebben om Fries te krijgen, maar uit het onderzoek blijkt dat 33% van de leerlingen Fries als moedertaal heeft en graag meer Fries onderwijs wil.
A
aanleiding
B
argument
C
probleemstelling
D
weerlegging
Slide 11 - Quiz
Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
A
anekdote
B
tegenwerping
C
conclusie
D
aanleiding
Slide 12 - Quiz
Een goede raad
A
argument
B
afweging
C
aanbeveling
D
verklaring
Slide 13 - Quiz
Nadenken over wat het beste is
A
afweging
B
relativering
C
constatering
D
conclusie
Slide 14 - Quiz
De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is.
A
argument
B
verklaring
C
conclusie
D
voorwaarde
Slide 15 - Quiz
Wat is de juiste omschrijving bij het functiewoord?
stelling
argument
weerlegging
samenvatting
conclusie
aanleiding
definitie
voorbeeld
constatering
uitwerking
reden om nu een tekst te schrijven over het onderwerp
omschrijving van wat er met een bepaald verschijnsel wordt bedoeld
beschrijving van één concreet geval
er wordt een verschijnsel/ontwikkeling vastgesteld
er wordt extra informatie gegeven over het onderwerp
Iemand doet een bewering over het onderwerp (niet feitelijk)
reden waarom iemand iets vindt
argument van ander wordt ontkracht
beknopte navertelling
slotgedachte obv voorgaande
Slide 16 - Drag question
Vandaag begint voor de meeste universiteiten het academisch jaar. Met plechtig ritueel openen de universiteiten het collegejaar. Op het programma staan tradities, lezingen, muzikale intermezzo’s en het uitreiken van prijzen.
Echter, sommigen zijn niet in de wieg gelegd om altijd maar door te studeren. Zij kunnen niet meedoen aan de studentenverenigingscultuur. Laatst zat ik in de trein met een medewerker van de NS. Hij was storingsmonteur en vertelde over de opleiding die hij had gedaan. Bij het opleidingsinstituut van de NS had hij geleerd hoe onderdelen van treinen vervangen moesten worden. Een mbo niveau twee opleiding.
Dit wordt in onze samenleving helaas te weinig onderkend. Als je niet zo ‘slim’ bent, moet je naar het (v)mbo of praktijkonderwijs. Zogenaamd ‘minderwaardige’ onderwijsvormen. Na die scholen word je immers ‘lager’ of ‘middelbaar’ opgeleid, en daarmee minder goed dan ‘hoger’ opgeleiden. Te vaak leeft onder de leerlingen en hun ouders het idee dat zij nooit succesvol zullen worden. Daarom streven ouders naar een havo- of vwo-opleiding voor hun kind, want dat is wél goed voor zijn of haar toekomst. Dit terwijl 71 procent van de beroepsbevolking lager of middelbaar opgeleid is. Is het niet verschrikkelijk dat we zo’n grote groep op deze manier wegzetten?
anekdote
conclusie
aanleiding
probleemstelling
voorbeeld
verklaring
argument
definitie
oplossing
weerlegging
Slide 17 - Drag question
alineaverband en signaalwoord
Een signaalwoord maakt duidelijk wat de functie van de alinea's ten opzichte van elkaar is en hoe zinnen met elkaar in verband staan.
Slide 18 - Slide
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband toelichting?
A
ten eerste
B
denk hierbij aan
C
al met al
D
om te beginnen
Slide 19 - Quiz
Welk signaalwoord hoort bij het alineaverband redengevend?
A
immers
B
dus
C
mits
D
waarmee
Slide 20 - Quiz
Omdat het glad is, ga ik lopend naar school. Welk zinsverband?
A
doel-middel
B
tegenstelling
C
voorwaardelijk
D
redengevend
Slide 21 - Quiz
timer
3:00
Slide 22 - Slide
Antwoorden Stem oppassword-boekentrailer
nu > chronologisch verband
dus > concluderend verband
maar > tegenstellend verband
als > (zodra) chronologisch verband
na > chronologisch verband
en > opsommend verband
terwijl > chronologisch verband
Slide 23 - Slide
Hoe noem je woorden die wijzen op een
verband tussen zinnen of alinea’s?
Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen
Slide 24 - Quiz
Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
Vraag 3 van 10
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden
Slide 25 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie
Slide 26 - Quiz
Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 27 - Slide
Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?
Slide 28 - Open question
Op welk tekstverband dat begint met een R wijst het signaalwoord omdat?
Slide 29 - Open question
wat heb je geleerd? Noteer welke elementen je nu echt beheerst.