3.1 Lichtbreking 2

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Lichtbreking

Voorbereiding

H3: Lichtbreking

Programma

• Dagopening

• Toets bespreking (kort)

• vervolg paragraaf 3.1

• Zelfstandig aan de slag 

Lesdoelen

• De leerling weet wat lichtbreking is en kan benoemen op welke plekken lichtbreking plaats vind.
• De leerling kan uitleggen wat er met lichtstralen gebeurt als ze van de ene naar de andere stof gaan.
  
• De leerling weet hoe lichtbreking bij een lens werkt.

Als licht van lucht naar perspex beweegt, dan buigt het licht...

1. ... naar de normaal
2. ... weg van de normaal

Wat gebeurt als licht loodrecht op een glasoppervlakte valt?

1. Licht buigt naar normaal
2. Licht buigt weg van normaal
3. Licht buigt niet

Grensvlak s

Gebroken straal r

Invalshoek î

Brekingshoek ^r

Invallende straal i

Normaal n

Teken het vervolg van de lichtstraal

Loodrecht

Als  een lichstraal 

loodrecht invalt, verandert

deze niet  van richting

Hoek van inval 

Dit is de hoek tussen de normaal

 en de invallende lichtstraal. 

In dit  geval 40°.

Hoek van breking 

Dit is de hoek tussen de normaal

 en de gebroken lichtstraal. 

Lucht naar glas

Als licht naar een optisch dichtere stof gaat breekt het naar de normaal toe. De hoek van 

breking is dan kleiner 

dan de hoek van inval.

Glas naar lucht

Als licht naar een optisch minder dichte stof gaat breekt de lichtstraal

van de normaal af.

Hoek r is groter dan 

hoek i.

Normaal = loodrecht op grensvlak

i = hoek van inval

r = hoek van breking

van lucht naar perspex: r is kleiner dan i

van perspex naar lucht: r is groter dan i

Tussen lucht en water hetzelfde

Het brandpunt

Evenwijdig licht gaat na breking door het brandpunt (F van focus)

De afstand van de de lens tot aan het brandpunt noemen we de brandpuntsafstand (f)

Brandpunt

Het brandpunt van een lens is het punt waar de lichtstralen samenkomen als op de lens een evenwijdige lichtbundel schijnt. 

Opdracht

Teken op volgorde van boven naar beneden de volgende 3 figuren:

• Een driehoek met de punt naar boven
• Een rechthoekje (even breed als de driehoek)
• een driehoek met de punt naar onder. 

Teken nu 3 evenwijdige lichtstralen (1 naar elk figuur)

Teken nu hoe de lichtstralen verder gaan.

Aan de slag

Wat?                      Maken paragraaf 3.1

Hoe?                      Alleen

Hoe lang?           Tot het einde van de les

Vraag?                  Vraag het fluisterend aan je buurman/vrouw.

                                 Weet die het ook niet? Steek dan je vinger op

Klaar?                    Maak vast een samenvatting van de paragraaf