§7.2 Sterke en zwakke zuren en basen (en §7.3 )

Zuren en basen 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slide, with text slide.

Items in this lesson

Zuren en basen 

Slide 1 - Slide

lesdoel: na de les kan je 
Opbouw Tabel 49  toepassen
sterke/zwakke zuren/basen op juiste manier noteren
Zuur-base reacties op juiste manier noteren en kloppend maken

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Zuren in water

Slide 4 - Slide

Zuren in water
Algemeen:
HZ (aq) + H2O (l)--> H3O+  (aq) + Z- (aq)

H3O+ = (hydr)oxonium ion (dan weet je wat bedoeld wordt als je dit leest in tekst/boek) 
Z- = zuur rest ion/geconjugeerde base (of te wel het deeltje dat op dezelfde regel staat in Binas T49 als het zuur)

Slide 5 - Slide

Sterke en zwakke zuren 
Tabel 49                                                        


      * de eerste 7 zuren (linksboven) zijn sterk.               
==> splitsen 100%
* de laatste 5 zuren (rechterpagina,linksonder)    
zijn zeer,zeerzwak ==> splitsen en reageren niet

Slide 6 - Slide

Sterke en zwakke zuren 
Tussen eerste 7 zuren                        
(==> splitsen 100%               
en laatste 5 zuren                                
                                   (==> splitsen niet en reageren niet),               
                              hebben de zuren een Kz en basen een Kb.           
                              ==> evenwichtsconstante==> splitsen x%
                    in andere § ook berekenen en toepassen)  

Slide 7 - Slide

Hoe noteer je zwakke en sterke zuren
(bv in een reactievergelijking)
sterk: 100% gesplitst ==> geconjugeerde base (aq) + H3O+(aq)
zwak: x % gesplitst ==> evenwicht
K <<1 ==> kan niet in gesplitste deeltjes ==> dus deeltje dat je opgelost hebt zelf !
zeer zwak: 0 % gesplitst ==> deeltje dat je opgelost hebt zelf !
samenvatting: Sterk Splitst H3O+ (aq) , Zwak Zelf (hele deeltje)

Slide 8 - Slide

Basen in water
Uitleg van zuren en basen komt overeen
B- (aq) + H2O (l)--> OH-  (aq) + HB (aq)
OH- = hydroxide ion 
HB = geconjugeerde zuur

*Tip* Basen zijn vaak (niet altijd) negatief geladen

Slide 9 - Slide

Sterke en zwakke basen  
In BiNaS tabel 49 --> het omgekeerde van de zuren
Een sterk zuur <=> een zeer zwakke base 
(logisch ?)
Zwak zuur <=> zwakke base
zeer zwak zuur <=> sterke base

Slide 10 - Slide

Hoe noteer je zwakke en sterke basen
(bv in een reactievergelijking)
sterk: 100% gesplitst ==> geconjugeerde zuur + OH-
zwak: x % gesplitst ==> evenwicht
K <<1 ==> evenwicht kan niet in gesplitste deeltjes ==> dus deeltje dat je opgelost hebt zelf !zeer zwak: 0 % gesplitst ==> deeltje dat je opgelost hebt zelf !
samenvatting: Sterk Splitst OH
-(aq) , Zwak Zelf (hele deeltje)

Slide 11 - Slide

Zuur - base reacties
1. Welke deeltjes heb je --> Welk deeltje reageert als zuur, welk deeltje
     reageert als base? Hiervoor gebruik je dus die ''notatie'' uit vorige slides
2. Controleer of de reactie mogelijk is in tabel 49 --> het zuur moet schuin
     boven de basen staan
3. Reactie kloppend maken
     (let op hoeveel H+ er overgedragen kunnen worden)
4. Aflopend of evenwicht --> is minstens 1 base/zuur sterk --> aflopende pijl.
     Beide zwak = evenwichtspijl 


Slide 12 - Slide

Zure of basische zouten ?
Zout oplossen --> losse ionen (hfst 4)
 
Zoek de gevormde losse ionen op in Tabel 49 (T49);
ze kunnen als zuur/base reageren 

Slide 13 - Slide

Voorbeeld: los natriumfluoride op in water. Leg mbv reactievergelijking uit of de pH van de oplossing hoger of lager dan 7? 

1. geef de verhoudingsformule
2. geef de oplosvergelijking 
3. Controleer in T49 of een deeltje als zuur/base kan reageren
4. Geef dan de vergelijking van het zuur/base in water 
5. conclusie

Slide 14 - Slide

Voorbeeld: los natriumfluoride op in water. Leg mbv reactievergelijking uit of de pH van de oplossing hoger of lager dan 7? 

stap 1+2: NaF in aq  wordt (tabel 45) --> Na+ (aq)+ F- (aq)
stap 3. Na+ is tribune-ion en F- = zwakke base (K = 1,6*10-11)
stap 4+5: F- (aq) + H2O (l) <-> HF (aq) + OH-  (aq)
ook al is het een evenwicht dat links ligt er wordt toch een klein beetje OH- gevormd ==> pH > 7

Slide 15 - Slide

Stel de zuur-base reacties op als je de onderstaande oplossingen mengt 
1. oplossing van waterstofchloride en een oplossing van natriumfluoride 

2. Ammonia en fosforzuur

3. waterstofperoxide met een oplossing van natriumcyanide (NaCN) 

Slide 16 - Slide

Stel de zuur-base reacties op als je de onderstaande oplossingen mengt 
1. oplossing van waterstofchloride en een oplossing van natriumfluoride 
                   ==> H3O+ (aq) en Cl- (aq) en H2O (l) en Na+ (aq) + F-(aq)
2. Ammonia en fosforzuur
                   ==> NH3 (aq), H2O (l), H3PO(aq)
3. waterstofperoxide met een oplossing van natriumcyanide (NaCN) 
                   ==> H2O2 (aq) en H2O (l), Na+ (aq) + CN-(aq)

Slide 17 - Slide

Stel de zuur-base reacties op als je de onderstaande oplossingen mengt 
1. H3O+ (aq) + F- (aq) --> HF (aq) + H2O (l)
                                                                      (1 sterk ==> 1 pijl = aflopend)
2. NH3 (aq) + H3PO(aq) <--> NH4(aq)+ H2PO4(aq)
                                                                (2 zwak ==> 2 pijlen = evenwicht)

3. H2O2 (aq) + CN- (aq) --> HO2- (aq) + HCN (g)
                                                                    (2 zwak; waarom toch 1 pijl ??)

Slide 18 - Slide