Week 1 grammatica en samengestelde zinnen

Welkom 


Binnen = beginnen 

Pak je boek en ga naar de juiste pagina. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 


Binnen = beginnen 

Pak je boek en ga naar de juiste pagina. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
We gaan de komende weken aan de slag met Taalverzorging.
De volgende onderwerpen komen aan bod:

  • Grammatica (persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp)
  • Samengestelde zinnen 



Slide 3 - Slide

Leerdoelen 
De komende week werken we aan de volgende leerdoelen: 

  • Je kunt de persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijke gezegde en lijdend voorwerp in een zin herkennen.

  • Je kunt enkelvoudige en samengestelde zinnen herkennen. 

  • Je kunt de persoonsvorm en het onderwerp in samengestelde zinnen vinden 

Slide 4 - Slide

PV 

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm 
Er zijn twee manieren om te bepalen welk werkwoord de persoonsvorm is. 

Manier 1: tijdsproef. Zet de zin in een andere tijd. Maak van de tegenwoordige tijd (nu) de verleden tijd (gisteren) of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

Manier 2: vraagproef. Maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm 

Slide 6 - Slide

Onderwerp 

Slide 7 - Slide

Onderwerp
Vaak is het onderwerp van een zin een persoon die iets doet. Het kan ook een dier of ding zijn. 

Mijn moeder is aan het koken in de keuken.
Wat is het onderwerp?

De persoonsvorm en het onderwerp horen bij elkaar. Ze moeten beide enkelvoud of beide meervoud zijn. 

Twee jongens loopt op straat 
Twee jongens lopen op straat 

Slide 8 - Slide

Oefenen pv en ow

1.  De conciërge wees ons eerst de ruimte voor de gymzaal aan.

2. Op school vermaakt Stijn ons vaak tijdens de pauze.

3. Toby en Jip hadden graag koekjes willen bakken. 

Slide 9 - Slide


Ben je klaar? Ga lezen of aan de slag met een ander vak. 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.
Wil je meer uitleg? Kom bij mij zitten.
overleggen op fluisterniveau
Wil je extra oefenen? 
Kom bij mij langs.

Slide 10 - Slide

Afsluiting
We werken aan het volgende leerdoel:

  • Je kunt de persoonsvorm en onderwerp in een zin herkennen.


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Het lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 

Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 14 - Slide

Oefenen
Benoem: pv - ow - wg - lv 

1. Hij heeft onze school het kampioenschap van de stad bezorgd.

2. Mijn neef toont mij steeds zijn nieuwste computerspel.

3. Wij hebben Anouk voor schooltijd een verjaardagscadeau gegeven. 

Slide 15 - Slide


Ben je klaar? Ga lezen of aan de slag met een ander vak. 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.
Wil je meer uitleg? Kom bij mij zitten.
overleggen op fluisterniveau
Wil je extra oefenen? 
Kom bij mij langs.

Slide 16 - Slide

Afsluiting
We werken aan het volgende leerdoel:

  • Je kunt de persoonsvorm en onderwerp in een zin herkennen.


Slide 17 - Slide

Samengestelde zinnen 

Slide 18 - Slide

Samengestelde zinnen 
Jonas traint elke dag.
Jonas traint elke dag, want hij wil later profvoetballer worden. 

De eerste zin heeft één persoonsvorm = enkelvoudig
De tweede zin heeft twee persoonsvormen = samengesteld

Zinnen met twee of meerdere persoonsvormen noem je samengestelde zinnen. 

Met behulp van voegwoorden kun je van twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maken. Denk aan: maar, en, omdat, want. 

Zet de zin in een andere tijd om de persoonsvormen in een samengestelde zin te vinden. 

Slide 19 - Slide

Oefenen
Benoem de persoonsvormen en onderwerpen in de samengestelde zinnen.

1. Iris eet geen vlees, want ze vindt dierenleed verschrikkelijk. 

2. Myra verzamelt oude tijdschriften, zodat ze de foto's kan uitknippen voor een college. 

3. Marnix heeft hard geleerd voor de geschiedenistoets, dus hij gaat die zeker halen. 

Slide 20 - Slide


Ben je klaar? Ga lezen of aan de slag met een ander vak. 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.
Wil je meer uitleg? Kom bij mij zitten.
overleggen op fluisterniveau
Wil je extra oefenen? 
Kom bij mij langs.

Slide 21 - Slide

Afsluiting
We werken aan het volgende leerdoel:

  • Je kunt de persoonsvorm en onderwerp in een zin herkennen.


Slide 22 - Slide