rechtsstaat

Grondbeginselen (voorwaarden)
  • Grondrechten
  • Trias politica 
  • Legaliteitsbeginsel 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grondbeginselen (voorwaarden)
  • Grondrechten
  • Trias politica 
  • Legaliteitsbeginsel 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Trias politica bestaat uit..?
A
wetgevende, uitvoerende, controlerende macht
B
uitvoerende, wetgevende, controlerende macht
C
wetgevende, uitvoerende, rechterlijke macht
D
wetgevende, politieke, controlerende macht

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

In wat voor landen is er geen sprake van trias politica?
A
Dictatuur
B
Democratie
C
Linkse overheden
D
Rechtse overheden

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Het doel van de trias politica is om:
A
de overheid geen macht te geven.
B
het volk alle macht te geven.
C
de macht van de overheid te verdelen.
D
de rechten en plichten van burgers vast te leggen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Trias Politica betekent ...
(wat is een ander woord voor Trias Politica?)
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wie heeft de uitvoerende macht in de Trias Politica?
A
Parlement
B
Regering
C
De rechters

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

4) Onafhankelijke rechters (onderdeel trias politica)
Rechters handelen volgens het recht en laten zich niet beïnvloeden door de politiek.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Legalisteitsbeginsel in strafrecht 
  1. Strafbaarheid (Artikel 1, lid 1): iets is alleen strafbaar als het in de wet staat.
  2. Strafmaat: op iedere gedraging staat een maximum straf.
  3. Ne bis in idem: na een uitspraak kan iemand niet opnieuw worden veroordeeld.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat vind jij? 
Is het terecht dat de ne bis in idem-regel er is?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

1 de fundamenten van de rechtsstaat zijn; grondwet, democratie; legaliteitsbeginsel
2 in een rechtstaat is de rechtelijke macht gebonden aan beslissingen van de overheid
A
1 en 2 zijn juist
B
1 is onjuist 2 is juist
C
1 is juist 2 is onjuist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Legaliteitsbeginsel
Je bent alleen strafbaar als je wetsregels overtreedt.

Slide 11 - Slide

Je bent alleen strafbaar als je wetsregels overtreedt. Daarom moeten wetten met de tijd mee gaan en aangepast worden.  Als iets niet in de wet staat, ben je niet strafbaar
Geen kenmerk van het legaliteitsbeginsel is
A
Vrije meningsuiting
B
Strafmaat
C
Strafbaarheid
D
Ne-bis-idem regel

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Het legaliteitsbeginsel kun je niet herkennen aan
A
Strafbaarheid
B
Ne-bis-in-idem-regel
C
Strafmaat
D
Onafhankelijke rechters

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

> Sociale grondrechten

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Sociale grondrechten


De overheid moet moeite doen om iets goed te regelen zoals:

  • onderwijs
  • huisvesting
  • volksgezondheid enz.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Klassieke grondrechten (1848) en sociale grondrechten(1983)
sociale grondrechten (1983); overheid heeft inspanningsverplichting op gebied van onderwijs, huisvesting, volksgezondheid en bestaanszekerheid
(sociale grondrechten zijn niet te claimen door burgers)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Het legaliteitsbeginsel begrenst de macht van de overheid
2) Sociale grondrechten zijn rechten die de overheid niet kan garanderen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

JUIST of ONJUIST
I. Bevordering van voldoende werkgelegenheid door de overheid is een sociaal grondrecht
II. Sociale grondrechten kun je bij de rechter afdwingen
A
I. is juist II. is onjuist
B
I. is onjuist II. is juist
C
I. en II. zijn beide juist
D
I. en II. zijn beide onjuist

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn twee voorbeelden van een klassiek grondrecht?
A
Het recht op privacy en godsdienstvrijheid.
B
Het recht op demonstreren en huisvesting.
C
Het recht op onderwijs en vrijheid van meningsuiting.
D
Het recht op werk en het recht op onderwijs

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een klassiek grondrecht?
A
Recht op gezondheidszorg
B
Recht op huisvesting
C
Recht op onderwijs
D
Recht op vrijheid van meningsuiting

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Sociale grondrechten gaan over de zorggebieden van de overheid.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

I. De vrijheid van meningsuiting is een klassiek grondrecht.
II. Het kiesrecht is een klassiek grondrecht.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

14: Bij sociale grondrechten heeft de overheid een:
A
garantstelling
B
rechtsbescherming
C
inspanningsverplichting
D
keuzevrijheid

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen klassieke en sociale grondrechten
A
Klassieke grondrechten zijn afdwingbaar
B
Sociale grondrechten zijn linkse propaganda
C
Klassieke grondrechten zijn er al vanaf de oudheid

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Iemand zoekt al twee jaar naar een baan. Op grond van de sociale grondrechten kan hij via de rechter van de overheid een baan eisen.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Bij de schending van klassieke grondrechten is de rechterlijke macht
A
Meer actief
B
Niet zo actief

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een klassiek grondrecht?
A
Stemrecht
B
Vrijheid van meningsuiting
C
Recht op werk
D
Recht op onderwijs

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Kun je naar de rechter stappen omdat een overheid niet zorgt voor jouw sociale grondrechten?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Welke omschrijving past het beste bij sociale grondrechten:
A
Bescherming tegen de overheid
B
Bescherming door de overheid

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen
klassieke en sociale grondrechten?
A
sociale grondrechten gaan over je relatie tot je medemens, klassieke grondrechten gaan over jezelf
B
sociale grondrechten zijn afdwingbaar, klassieke grondrechten niet.
C
klassieke grondrechten zijn afdwingbaar, sociale grondrechten niet.
D
de overheid heeft een inspanningsverplichting ten aanzien van de klassieke grondrechten.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Sociale grondrechten
A
beschermen ons tegen de overheid
B
zijn plichten van de overheid

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Bij klassieke grondrechten heeft de overheid..
A
Een actieve rol
B
Een passieve rol

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Een voorbeeld van een klassiek grondrecht is
A
Recht op werk
B
Recht op woongelegenheid
C
Recht op gezondheidszorg
D
Onaantastbaarheid van het lichaam

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het legaliteitsbeginsel?
A
Naast rechten hebben we ook plichten.
B
Je kan niet twee keer worden vervolgd.
C
Iedere handeling van de overheid moet gebaseerd zijn op een wet.
D
De overheid kan ook strafbaar zijn.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions