What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Les Duits 3H woensdag 29 maart
Lesinhoud
Overzicht toetsen P3
1 Bespreken: Aufgabe 8 en 9 (blz. 58)
2 Herhaling ww-vervoeging en uitleg Grammatik A + clip
3 Maken: Aufgaben 18 t/m 21 (blz. 66 t/m 68)
4 Opdracht
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Lesinhoud
Overzicht toetsen P3
1 Bespreken: Aufgabe 8 en 9 (blz. 58)
2 Herhaling ww-vervoeging en uitleg Grammatik A + clip
3 Maken: Aufgaben 18 t/m 21 (blz. 66 t/m 68)
4 Opdracht
Slide 1 - Slide
Toetsen P3
a. PW Kapitel 3
b. Groot SO Kapitel 5 (alle Lernlisten + Grammatik)
c. Leestoets
d. Vlog
e. PW Kapitel 4 helemaal + Grammatik Kapitel 6 (toetsweek)
Slide 2 - Slide
Werkwoorden
Vervoegen: werkwoorden de goede uitgang geven.
Maak eerst de stam.
Regel
:
?
Slide 3 - Slide
Werkwoorden
Vervoegen: werkwoorden de goede uitgang geven.
Maak eerst de stam.
Regel
:
hele werkwoord min -en.
Bijvoorbeeld: wohnen --> wohn
Slide 4 - Slide
Stam maken
Maak van de onderstaande woorden de stam.
spielen (spelen)
machen (maken)
lernen (leren)
streicheln (aaien)
Slide 5 - Slide
wohnen - vul aan
ich wohn
du wohn
er/sie/es wohn
FE
wir wohn
ihr wohn
sie/Sie wohn
Slide 6 - Slide
heißen - arbeiten
ich heiß arbeit
du heiß arbeit
er/sie/es heiß arbeit
wir heiß arbeit
ihr heiß arbeit
sie/Sie heiß arbeit
Slide 7 - Slide
Samenvatting
Werkwoorden vervoegen:
1. neem het hele werkwoord
2. maak de stam: hele werkwoord min
-en
3. zet (FE)E-ST-T-EN-T-EN achter de stam
4. Afwijkingen: stam op s-klank of t-klank
Slide 8 - Slide
Zwakke of sterke werkwoorden
gaan
lopen
eten
werken
fahren
gehen
essen
Slide 9 - Slide
fahren - vul aan
ich fahr
du fahr
er/sie/es fahr
FE
wir fahr
ihr fahr
sie/Sie fahr Hierna: clip Neue Kontakte
Slide 10 - Slide
Andere ww met a/ä-Wechsel
lassen
anfangen
raten (du _______, er/sie/es _______)
gefallen
laufen
halten (du _______, er/sie/es _______)
schlafen
Slide 11 - Slide
Samenvatting
Sterke werkwoorden vervoegen:
1. neem het hele werkwoord
2. maak de stam: hele werkwoord min
-en
3. zet (FE)E-ST-T-EN-T-EN achter de stam
4. bij du en er/sie/es komt er een umlaut op de a
5. Geen extra -e bij stam met ä (du hältst, er hält)
Clip Neue Kontakte
Slide 12 - Slide
Opdracht
Je kunt nu inloggen bij LessonUp.
Er komen vragen over werkwoordsvervoegingen en de a/ä-Wechsel.
Je kunt je boek hierbij gebruiken (Lernliste Kapitel 5 en/of Grammatik A en blz. 147)
Slide 13 - Slide
du (kaufen).
A
kaufet
B
kaufe
C
kaufen
D
kaufst
Slide 14 - Quiz
Ich (spielen)
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
gespielt
Slide 15 - Quiz
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (hören) gerne Musik.
A
hort
B
höre
C
horst
D
horen
Slide 16 - Quiz
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft
Slide 17 - Quiz
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche
Slide 18 - Quiz
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (heißen) Peter, oder nicht?.
A
heißst
B
heißt
C
heißen
D
heißte
Slide 19 - Quiz
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Er (arbeiten) mit meinem Vater.
A
arbeitt
B
arbeitest
C
arbeitst
D
arbeitet
Slide 20 - Quiz
de a-ä-Wechsel
sterke werkwoorden o.t.t.
10 zinnen
Slide 21 - Slide
fahren Wann … du nach Hause?
A
fahre
B
fährst
C
fahrt
D
fahren
Slide 22 - Quiz
fallen Das Kind … vom Fahrrad und weint sehr.
A
falle
B
fällt
C
fallt
D
fallen
Slide 23 - Quiz
halten Peter … den kleinen Hund gut fest.
A
halte
B
hält
C
haltet
D
halten
Slide 24 - Quiz
einladen Frau Hansen … uns zum Kaffee ein.
A
lade
B
lädt
C
ladet
D
laden
Slide 25 - Quiz
lassen Tante Ursel … uns beim Kartenspielen
immer gewinnen.
A
lasse
B
lässt
C
lasst
D
lassen
Slide 26 - Quiz
wachsen Wie viele Zentimeter … du im Jahr?
A
wachse
B
wächst
C
wachst
D
wachsen
Slide 27 - Quiz
anfangen Erika und Elvira … mit einer Suppe an.
A
fange
B
fängt
C
fangt
D
fangen
Slide 28 - Quiz
raten Was … du deinem Bruder jetzt?
A
rate
B
rätst
C
ratet
D
raten
Slide 29 - Quiz
laufen Der Fernseher … jeden Abend.
A
laufe
B
läuft
C
lauft
D
laufen
Slide 30 - Quiz
schlafen Wo … Eva am liebsten?
A
schlafe
B
schläft
C
schlaft
D
schlafen
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Slide
More lessons like this
HA2: Kapitel 4: werkwoorden met stam + d/t + ss/s/z/ß
September 2024
- Lesson with
33 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
KT2: regelmatige werkwoorden
May 2024
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2
V3: Kapitel 1: regelmatige werkwoorden
September 2022
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Regelmatige werkwoorden + d/t + ss/s/z/ß
November 2022
- Lesson with
31 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1,2
2H les 2 Regelmatige ww vervoegen
August 2021
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
KT2: regelmatige werkwoorden
October 2019
- Lesson with
23 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2
haben, sein, werden & regelmatige werkwoorden
September 2022
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Havo 2: regelmatige werkwoorden + d/t + ss/s/z/ß.
October 2022
- Lesson with
36 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2