3V: Paragraaf 3.1 Wat is de vraag? (2 lessen)

Planning 
Pincode Hoofdstuk 3. Hoe werken markten?
  1. Wat is de vraag?
  2. Waar vinden vragers en aanbieders elkaar?
  3. Hoe werkt de markt?
  4. Wat speelt er op de arbeidsmarkt?

Toets H3: Markten + H6.2+H6.3+H7.4+H2.4: Overheid
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Planning 
Pincode Hoofdstuk 3. Hoe werken markten?
  1. Wat is de vraag?
  2. Waar vinden vragers en aanbieders elkaar?
  3. Hoe werkt de markt?
  4. Wat speelt er op de arbeidsmarkt?

Toets H3: Markten + H6.2+H6.3+H7.4+H2.4: Overheid

Slide 1 - Slide

Planning 

  • Terugblik op toets + let op regels + huiswerk.
  • Introductie markten (lees p.72).
  • Introductie vraaglijn (lees p. 72 en 73).
  • Maken opdrachten

Slide 2 - Slide

  • Heb je een schrift bij je? Ben je voor de rest voorbereid?
  • Zorg je dat je niet alleen in de les, maar ook thuis je dingen doet? 
  • Zorg dat je blauwe begrippen beheerst en kunt toepassen.
  • Zorg dat je goed voor je extra blaadjes zorgt!

Slide 3 - Slide

Markt
Een markt is het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product.

  • een concrete markt is een fysieke plek

  • een abstracte markt is het geheel
       van vraag en aanbod van een
       product of dienst

Slide 4 - Slide

Welke markt is een abstracte markt?
A
de vismarkt
B
de oliemarkt
C
de groentemarkt
D
de veemarkt

Slide 5 - Quiz

De markt voor telefoons is een ..... markt.

Wat komt er op de puntjes?
A
Abstracte
B
Concrete

Slide 6 - Quiz

Betalingsbereidheid
De betalingsbereidheid is wat kopers
maximaal voor een product willen of
kunnen betalen.

  • als de prijs stijgt, daalt de vraag

  • als de prijs daalt, stijgt de vraag

Slide 7 - Slide

Consumentensurplus
Als consumenten bereid zijn om meer te betalen dan de marktprijs, dan ontstaat een consumentensurplus. Het consumentensurplus is het verschil tussen de prijs en de betalingsbereidheid.


In het figuur hiernaast is de betalings-bereidheid te zien van 4 klasgenoten.

Stel de marktprijs is € 20, dan ontstaat er bij Caitlin en Hilde een consumenten surplus.

Slide 8 - Slide

Vraaglijn
De vraaglijn geeft de betalingsbereidheid 
weer.



Let op!
  • y-as = oorzaak = veranderende prijs (p)
  • x-as = gevolg = gevraagde hoeveelheid (q)


Slide 9 - Slide

Vraagfunctie





Voorbeeld
De vraag van spelcomputers is qv = –0,2p + 75
Wat is de gevraagde hoeveelheid qv als de prijs € 200 is?, en wat als de prijs € 100 is?
  • bij een prijs van is € 200 de gevraagde hoeveelheid qv = –0,2 × € 200 + 75 = 35
  • bij een prijs van is € 100 de gevraagde hoeveelheid qv = –0,2 × € 100 + 75 = 55

Slide 10 - Slide

Tekenen vraaglijn

Stappenplan (van bijvoorbeeld de vraaglijn qv = –0,2p + 75):
1. bereken de gevraagde hoeveelheid als p = 0
  • qv = -0,2 x 0 + 75 ⇒ qv = 75 ⇒ punt op de x-as (75, 0)
2. bereken de prijs als qv = 0
  • 0 = –0,2p + 75 ⇒ 0,2p = 75 ⇒ p = 75 ÷ 0,2 ⇒ p = 375 ⇒ punt op de y-as (0, 375)
3. teken een assenstelsel met op de y-as de prijs (p) en op de x-as de gevraagde hoeveelheid (q)
4. teken de berekende punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn

Opdracht: teken de vraaglijn van de vraagfunctie q= -400p + 2000 

Slide 11 - Slide

Maken opgave 8 blz. 74
Klaar: ga verder met 1 t/m 7 + 9 + 10
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Opgave 8 (vraaglijn)

a. Teken de vraaglijn van de vergelijking qv = -400p + 2000
  • 1. bereken de gevraagde hoeveelheid als p = 0
  • qv = -400 x 0 + 2000 ⇒ qv = 2000 ⇒ punt op de x-as (2000, 0)
  • 2. bereken de prijs als qv = 0
  • 0 = –400p + 2000 ⇒ 400p = 2000 ⇒ p = 2000 ÷ 400 ⇒ p = 5 ⇒ punt op de y-as (0, 5)
  • 3. teken assenstelsel 
  • 4. teken de berekende punten in de grafiek 
b. Teken de vraaglijn van de vergelijking qv = -400p + 1000
roorzaakt.



Slide 14 - Slide

Afmaken 1 t/m 10

Slide 15 - Slide

Planning 
Pincode Hoofdstuk 3. Hoe werken markten?
  1. Wat is de vraag?
  2. Waar vinden vragers en aanbieders elkaar?
  3. Hoe werkt de markt?
  4. Wat speelt er op de arbeidsmarkt?

Toets H3: Markten + H6.2+H6.3+H7.4+H2.4: Overheid

Slide 16 - Slide

Planning 

  • Terugblik op huiswerk.
  • Introductie vraagfactoren (lees p.75).
  • Maken opdrachten

Slide 17 - Slide

Welke markt is een abstracte markt?
A
de vismarkt
B
de oliemarkt
C
de groentemarkt
D
de veemarkt

Slide 18 - Quiz

De betalingsbereidheid van de consument is de prijs die...
A
hij moet betalen voor een product
B
hij maximaal wil betalen voor het product
C
de marktprijs van het product
D
het verschil tussen de gewenste prijs en marktprijs

Slide 19 - Quiz

Wat gebeurt er met de vraag naar een product als de prijs ervan stijgt?
A
die daalt
B
die blijft gelijk
C
die stijgt

Slide 20 - Quiz

Vraagfactoren
De vraagfactoren bepalen de vraag van een product:
1. de prijs (verschuiving op de vraaglijn)

2. andere factoren (verschuiving van de vraaglijn,
     zie figuur 3):
  • de behoeften en voorkeuren van de vragers
  • de hoogte van het inkomen van de vragers
  • de prijs van andere producten

Slide 21 - Slide

Goederen
De vraagfactor 'prijs van andere producten' kan betrekking hebben op:

  • Substitutiegoederen kunnen andere producten vervangen
       Coca Cola vs Pepsi Cola

  • Complementaire goederen vullen elkaar aan
       Printers en Inkt
      

Slide 22 - Slide

Vraagfactoren (1)
Stel: er is een verschuiving op de vraaglijn naar links.

Wat is hier de oorzaak van?
  • prijsstijging

Wat is hier het gevolg van?
  • de vraag daalt

Slide 23 - Slide

Vraagfactoren (2)
Stel: er is een verschuiving op de vraaglijn naar rechts.

Wat is hier de oorzaak van?
  • prijsdaling

Wat is hier het gevolg van?
  • de vraag stijgt

Slide 24 - Slide

Vraagfactoren (3)
Stel: er is een verschuiving van de vraaglijn naar rechts.

Wat kunnen hier de oorzaken van zijn?
  • stijging behoeften en voorkeuren
  • stijging inkomen
  • prijsstijging substitutiegoed
  • prijsdaling complementair goed

Wat is hier het gevolg van?
  • de vraag stijgt

Slide 25 - Slide

Vraagfactoren (4)
Stel: er is een verschuiving van de vraaglijn naar links.

Wat kunnen hier de oorzaken van zijn?
  • daling behoeften en voorkeuren
  • daling inkomen
  • prijsdaling substitutiegoed
  • prijsstijging complementair goed

Wat is hier het gevolg van?
  • de vraag daalt

Slide 26 - Slide

Prijselasticiteit
Prijselasticiteit is de reactie van de vraag (gevolg) op een verandering van de prijs (oorzaak).



Voorbeeld
De prijs van een product daalt van € 15 naar € 10. Het gevolg hiervan is dat de vraag stijgt van 4 naar 7 stuks. Bereken de prijselasticiteit.
  • %-verandering prijs (p) = (N-O) / O x 100% = (€ 10 - € 15) / € 15 x 100% = -33,33% 
  • %-verandering vraag (Qv) = (N-O) / O x 100% = (7 - 4) / 4 x 100% = 75%
  • prijselasticiteit = 75% / -33% = -2,25
   



 

Slide 27 - Slide

Uitkomst prijselasticiteit

Slide 28 - Slide

Welk product is prijselasticiteit

Slide 29 - Slide

De vraagfunctie van appels is q = -30p + 90.
De marktprijs is € 2.
Hoe groot is het consumentensurplus?
A
€ 15
B
€ 20
C
€ 25
D
€ 30

Slide 30 - Quiz

Wat gebeurt er met de vraaglijn van elektrische fietsen als het nationaal inkomen daalt?
A
verschuift naar links
B
verschuift naar rechts
C
daalt
D
niets

Slide 31 - Quiz

Wat gebeurt er met de vraaglijn van rijst als de prijs van pasta stijgt?
A
verschuift naar links
B
verschuift naar rechts
C
daalt
D
niets

Slide 32 - Quiz

Wat gebeurt er met de vraaglijn van chromebooks als de prijs ervan daalt?
A
verschuift naar links
B
verschuift naar rechts
C
daalt
D
niets

Slide 33 - Quiz

Wat gebeurt er met de vraaglijn van elektrische auto's als de prijs van elektra stijgt?
A
verschuift naar links
B
verschuift naar rechts
C
daalt
D
niets

Slide 34 - Quiz

De gasprijs is gestegen van € 0,80 naar € 2,40 per kuub.
De vraag is hierdoor afgenomen van 1200 naar 900 kuub.
Wat kun je dan zeggen over de elasticiteit van de vraag?
A
relatief elastisch
B
relatief inelastisch
C
volkomen inelastisch

Slide 35 - Quiz

Huiswerk voor de volgende keer

Paragraaf 3.1 Wat is de vraag?
Opgaven 1 - 15

Slide 36 - Slide

De gasprijs is gestegen van € 0,80 naar € 2,40 per kuub.
De vraag is hierdoor afgenomen van 1200 naar 900 kuub.
Wat is de prijselasticiteit?
A
-0,25
B
-0,125
C
1,5
D
3

Slide 37 - Quiz