rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen
Slide 2 - Slide
Kun je een aantal markten noemen?
Slide 3 - Mind map
Markt
Een markt is het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product.
een concrete markt is een plaats
waar kopers en verkopers bij elkaar
komen om goederen te verhandelen
een abstracte markt is het geheel
van vraag en aanbod van een
product of dienst
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Betalingsbereidheid
De betalingsbereidheid is wat kopers
maximaal voor een product willen of
kunnen betalen.
als de prijs stijgt, daalt de vraag
als de prijs daalt, stijgt de vraag
Slide 6 - Slide
Consumentensurplus
Als consumenten bereid zijn om meer te betalen dan de marktprijs, dan ontstaat een consumentensurplus. Het consumentensurplus is het verschil tussen de prijs en de betalingsbereidheid.
In het figuur hiernaast is de betalings-bereidheid te zien van 4 klasgenoten.
Stel de marktprijs is € 20, dan ontstaat er bij Caitlin en Hilde een consumenten surplus.
Slide 7 - Slide
Vraaglijn
Een vraaglijn laat in een grafiek zien hoe de
vraag reageert op een verandering in de prijs.
De vraaglijn geeft de betalingsbereidheid
weer.
Let op!
y-as = oorzaak = veranderende prijs (p)
x-as = gevolg = gevraagde hoeveelheid (q)
Slide 8 - Slide
Vraagfunctie
Je kunt de vraaglijn tekenen met de vraagfunctie.
Voorbeeld
De vraagfunctie van spelcomputers is qv = –0,2p + 75. Wat is de gevraagde hoeveelheid qv als de prijs € 200 is?, en wat als de prijs € 100 is?
bij een prijs van is € 200 de gevraagde hoeveelheid qv = –0,2 × € 200 + 75 = 35
bij een prijs van is € 100 de gevraagde hoeveelheid qv = –0,2 × € 100 + 75 = 55
Slide 9 - Slide
Tekenen vraaglijn
Je kunt de vraaglijn tekenen met de vraagfunctie.
Stappenplan (van bijvoorbeeld de vraaglijn qv = –0,2p + 75):
1. bereken de gevraagde hoeveelheid als p = 0
qv = -0,2 x 0 + 75 ⇒ qv = 75 ⇒ punt op de x-as (75, 0)
2. bereken de prijs als qv = 0
0 = –0,2p + 75 ⇒ 0,2p = 75 ⇒ p = 75 ÷ 0,2 ⇒ p = 375 ⇒ punt op de y-as (0, 375)
3. teken een assenstelsel met op de y-as de prijs (p) en op de x-as de gevraagde hoeveelheid (q) 4. teken de berekende punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn
Opdracht: teken de vraaglijn van de vraagfunctie qv = -400p + 2000
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Welke markt is een abstracte markt?
A
de vismarkt
B
de oliemarkt
C
de groentemarkt
D
de veemarkt
Slide 12 - Quiz
Wat gebeurt er met de vraag naar een product als de prijs ervan stijgt?
A
die daalt
B
die blijft gelijk
C
die stijgt
Slide 13 - Quiz
De vraagfunctie van appels is q = -30p + 100. Wat wordt de vraag bij een prijs per appel van € 0,50.
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen
Slide 19 - Slide
Consumentensurplus
Als consumenten bereid zijn om meer te betalen dan de marktprijs, dan ontstaat een consumentensurplus. Het consumentensurplus is het verschil tussen de prijs en de betalingsbereidheid.
Voorbeeld (bij de vraaglijn qv = –0,2p + 75):
1. Arceer het consumentensurplus bij een marktprijs van € 200.
2. Bereken het consumentensurplus bij een marktprijs van € 200.
De behoeften en voorkeuren van de vragers zijn gestegen.
Dus de vraaglijn schuift naar rechts.
Slide 27 - Slide
Prijselasticiteit
Prijselasticiteit is de reactie van de vraag (gevolg) op een verandering van de prijs (oorzaak).
Voorbeeld
De prijs van een product daalt van € 15 naar € 10. Het gevolg hiervan is dat de vraag stijgt van 4 naar 7 stuks. Bereken de prijselasticiteit.
%-verandering prijs (p) = (N-O) / O x 100% = (€ 10 - € 15) / € 15 x 100% = -33,33%
%-verandering vraag (Qv) = (N-O) / O x 100% = (7 - 4) / 4 x 100% = 75%
prijselasticiteit = 75% / -33% = -2,25
Slide 28 - Slide
Prijselasticiteit
Wat zegt een prijselasticiteit van bijvoorbeeld -2,25?
dat zegt dat de vraag (Qv) relatief elastisch is (het is immers < -1)
en dat betekent dat de vraag (Qv) relatief sterk reageert op een prijsverandering (∆p)
m.a.w. de procentuele verandering van de vraag (% ∆ Qv) is groter dan de procentuele verandering van de prijs (% ∆ p)
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
De vraagfunctie van appels is q = -30p + 90. De marktprijs is € 2. Hoe groot is het consumentensurplus?
A
€ 15
B
€ 20
C
€ 25
D
€ 30
Slide 31 - Quiz
Wat gebeurt er met de vraaglijn van elektrische fietsen als het nationaal inkomen daalt?
A
verschuift naar links
B
verschuift naar rechts
C
daalt
D
niets
Slide 32 - Quiz
Wat gebeurt er met de vraaglijn van rijst als de prijs van pasta stijgt?
A
verschuift naar links
B
verschuift naar rechts
C
daalt
D
niets
Slide 33 - Quiz
Wat gebeurt er met de vraaglijn van chromebooks als de prijs ervan daalt?
A
verschuift naar links
B
verschuift naar rechts
C
daalt
D
niets
Slide 34 - Quiz
Wat gebeurt er met de vraaglijn van elektrische auto's als de prijs van elektra stijgt?
A
verschuift naar links
B
verschuift naar rechts
C
daalt
D
niets
Slide 35 - Quiz
De gasprijs is gestegen van € 0,80 naar € 2,40 per kuub. De vraag is hierdoor afgenomen van 1200 naar 900 kuub. Wat is de prijselasticiteit?
A
-0,25
B
-0,125
C
1,5
D
3
Slide 36 - Quiz
De gasprijs is gestegen van € 0,80 naar € 2,40 per kuub. De vraag is hierdoor afgenomen van 1200 naar 900 kuub. Wat kun je dan zeggen over de elasticiteit van de vraag?