Terugblik present simple/continuous

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Gewoonte
B
Regelmaat
C
Waarheid/feit
D
toekomst volgens schema
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
EngelsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Gewoonte
B
Regelmaat
C
Waarheid/feit
D
toekomst volgens schema

Slide 1 - Quiz

Wanneer pas je de SHIT-rule toe?
A
I, you
B
We, they
C
She/he/it

Slide 2 - Quiz

Vind de fout: Kate like to eat an apple
A
eat
B
like
C
an

Slide 3 - Quiz

Vind de fout: I reads books every day
A
books
B
every
C
reads

Slide 4 - Quiz

Bij vraagzinnen in de present simple, zet je het hulpwerkwoord(of vorm van to be) vooraan de zin.
A
True
B
False

Slide 5 - Quiz

Welke woorden gebruiken we als er geen vorm van to be of hulpwerkwoord in de zin staat?

Slide 6 - Open question

"Do" gebruik je bij he/she/it
A
True
B
False

Slide 7 - Quiz

Maak de vraag: Your mother loves you.

Slide 8 - Open question

Maak de vraag: The president is old.

Slide 9 - Open question

Welke woorden gebruiken we bij een ontkenning?

Slide 10 - Open question

Doesn't gebruiken we bij he/she/it
A
True
B
False

Slide 11 - Quiz

Maak de ontkenning: I am good at English.

Slide 12 - Open question

Maak de ontkenning: The king leads the army.

Slide 13 - Open question

Maak de ontkenning: Our parents watch television.

Slide 14 - Open question

Wanneer gebruik je de present continuous?
A
Iets is nu aan de gang
B
Je bent NU iets aan het doen
C
Iets gebeurt nu
D
Alle drie de antwoorden zijn waar

Slide 15 - Quiz

Staat in deze zin de continuous?
Patricia is visiting her mother right now
A
True
B
False

Slide 16 - Quiz

Staat in deze zin de continuous?
He loves to play computer games in the weekend.
A
True
B
False

Slide 17 - Quiz

Staat in deze zin de continuous?
Look! The clouds are moving fast.
A
True
B
False

Slide 18 - Quiz

Hoe maak je de present continuous?

Slide 19 - Open question

Hoe maak je een vraag in de present continuous?
A
Do/does toevoegen
B
Gewoon een vraagteken achter de zin zetten
C
onderwerp en de vorm van "to be" omdraaien

Slide 20 - Quiz

Hoe maak je een ontkenning in de present continuous?
A
Je zet het woordje 'not' ergens in de zin
B
Je zet het woordje 'not' direct achter de vorm van to be
C
Je ze het woordje 'not' aan het eind van de zin

Slide 21 - Quiz

Zet in de present continuous:
(listen) We ____ to the teacher now.

Slide 22 - Open question

Zet in de present continuous:
(walk) Look! Frank ____ in the park.

Slide 23 - Open question

Zet in de present continuous:
(look) I _____ at the board.

Slide 24 - Open question

Zet in de present continuous:
(work) My parents ____ until 5 p.m.

Slide 25 - Open question

The dancer's performance was....
A
criminal
B
sculpture
C
mind-blowing
D
genetic

Slide 26 - Quiz

I always keep my diary .............from other people.
A
awkward
B
condition
C
balance
D
hidden

Slide 27 - Quiz

We are looking for a ............. wooden table for our dining room.
A
solid
B
unreal
C
bottom
D
naturalist

Slide 28 - Quiz

These are difficult ....................to play football in.
A
approach
B
statues
C
connections
D
conditions

Slide 29 - Quiz

If you work hard you can ........amazing things.
A
achieve
B
appear
C
suspend
D
raise

Slide 30 - Quiz

Your children always ......... onto their teddy bears.
A
addicted
B
cling
C
appear
D
suspend

Slide 31 - Quiz

We have greater ........... of the importance of being healthy.
A
convince
B
meaning
C
awareness
D
slogan

Slide 32 - Quiz