H5 Havo 3 deel 1 2021

Chapitre 5
Formidable!

Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Chapitre 5
Formidable!

Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby

Slide 1 - Slide

Planning d'aujourd'hui
*Intro
*Parler français
*Voc. A
* Grammatica: C
Les devoirs: maken A: 4 t/m 7  
(livre de texte page 56 / livre d'exercice page 7)
Let op! In week 23 (de week start met 7 juni) SO ABCD op papier

Slide 2 - Slide

Résumé
Formidable!
Hobby / passe temps
Parler de son week-end
L'imparfait
Le verbre: mettre
L'adjectif qualicatif 


Slide 3 - Slide

Nantes

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Passe-temps

Faire un sport
Assiter à un concert
Regarder Netflix
Faire de la musique
Faire de la cuisine
Lire



Slide 7 - Slide

Parler français
Hoe vraag je: 
*Heb je een leuk weekend gehad?  * Hoe was het? 
* Waar was het concert?  * Was het druk?     
* Met wie was je er?  *Hoe was het publiek?

Hoe zeg je:
* Ja, super!. * Wij zijn bij een concert van Stromae geweest
* Ja, dat was ongelooflijk!  * Stromae zong en danste heel goed.
* Het was in het Best Buy Theater in New York * Ja, er waren 2100 mensen
* Ik was er met mijn vriendin. * Het publiek was erg enthousiast.

Slide 8 - Slide

Tu as passé un bon week-end?
Oui, super!
On a été à un concert de Stromae.

Slide 9 - Slide

C'était comment?
C'était incroyable! Stomae chantait et dansait super bien.

Slide 10 - Slide

Le concert était où?
C'était au Best Buy Theater à New York.

Slide 11 - Slide

Il y avait beaucoup de monde?
Oui, il y avait 2100 personnes.

Slide 12 - Slide

Tu y étais avec qui?
J'y étais avec mon amie.

Slide 13 - Slide

Le public était comment?
Le public était très enthousiaste.

Slide 14 - Slide

Livre d'exercice
Cherche la page trente-neuf: voc.A

Chaqu'un à son tour pour la prononciation.

Slide 15 - Slide

Geef in het Nederlands een voorbeeld van een werkwoord in de o.v.t
(onvoltooid verleden tijd)

Slide 16 - Mind map

In welke zin wordt de imparfait (o.v.t.) gebruikt?
A
Il dansait et chantait beaucoup.
B
Il danse et chante beaucoup.

Slide 17 - Quiz

Les devoirs
Leren:  voc.A

Maken in je papieren werkboek: opdracht A:  4 t/m 7 

Ga aan de slag!

Slide 18 - Slide

Parler français
Hoe vraag je: 
* Wie is jouw idool?  * Waarom vind je hem goed? * 
* Heb zijn handtekening al? * Weet je alles over jouw idool?
* Hoe lang ben je al fan?

Hoe zeg je:
* Dat is Alexy Bosetti.  * Omdat  hij een goede voetballeer is.
* Nee, helaas nog niet. * Ja, ik lees al zijn berichten op Facebook.
* Sinds vier jaar.

Slide 19 - Slide

C'est qui ton idole?
C'est Alexy Bosetti. 
C'est .................

Slide 20 - Slide

Pourquoi tu l'aimes bien?
Parce que c'est un bon joueur de foot.
Parce que c'est ..................

Slide 21 - Slide

Tu as déjà son autographe?
Non, malheureusement pas encore.

Slide 22 - Slide

Est-ce que tu sais tout sur ton idole?
Oui, je lis tous ses messages sur Facebook.

Slide 23 - Slide

Tu es fan depuis combien de temps?
Depuis quatre ans.

Slide 24 - Slide

Les genres du film

Slide 25 - Slide

Bron C: L'imparfait
De verleden tijd

Hoe klinkt dat in het Nederlands?

Slide 26 - Slide

présent - imparfait
ik heb - ik had
ik ben - ik was
ik ga - ik ging
ik loop - ik liep
ik werk - ik werkte
ik eet - ik at
ik praat - ik praatte

Slide 27 - Slide

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.

stap 2
Haal -ons van het ww af

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter

Slide 28 - Slide

Uitgangen imparfait
Je parlais
Tu parlais
Il/ elle/ on parlait
Nous parlions
Vous parliez
Ils/ elles parlaient

Slide 29 - Slide

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.
vb: hij praatte --> praten --> parler --> parlons

stap 2
Haal -ons van het ww af
vb: parlons --> parl

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter
vb: parl --> il parlait

Slide 30 - Slide

Hoe zeg je: Wij praatten
A
Nous parlons
B
vous parlez
C
nous parlions
D
vous parliez

Slide 31 - Quiz

Vertaal: Zij hadden
A
ils avaient
B
ils avait
C
ils avent
D
ils ont

Slide 32 - Quiz

Vertaal: Zij nam
A
elle prendrait
B
elle prendait
C
elle prenait
D
elle prenaient

Slide 33 - Quiz

Uitzonderingen...
être --> uiteraard!

Bij dit ww gebruik je niet de nous-vorm om de imparfit te maken, maar je gebruikt
ét....

En daar plaats je de uitgangen achter. Bijv.
Elle était

Slide 34 - Slide

Vous avez encore des questions?

Slide 35 - Slide