This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is het doel van aanhouden?
A
Om een SF om te sporen
B
Een verdachte aanwijzen
C
De verdachte voorgeleiden aan de (h)ovj
D
De verdachte uit het verkeer onttrekken
Slide 2 - Quiz
Wat wordt bedoeld met het: PROPORTIONALITEITSBEGINSEL?
A
De bevoegdheid moet altijd in VERHOUDING staan met het doel dat je wil bereiken!
B
De bevoegdheid moet altijd het doel bereiken
C
De bevoegdheid hoeft niet altijd in VERHOUDING te staan met het doel
D
De minst ingrijpende wijze om je doet te bereiken
Slide 3 - Quiz
Artikel 27 Wetboek van Strafvordering (de verdachte) spreekt over twee ‘fasen’ waarin je verdachte kan zijn (lid 1 + 2). Welke fasen zijn dat?
Slide 4 - Open question
Vanaf welk moment spreken we van ‘vervolging’?
Slide 5 - Open question
Wat wordt bedoeld met het: SUBSIDIARITEITSBEGINSEL?
A
De bevoegdheid moet altijd in VERHOUDING staan met het doel dat je wil bereiken!
B
De OA hoeft zijn doen niet altijd op de minst ingrijpende wijze te bereiken
C
De bevoegdheid hoeft niet altijd in VERHOUDING te staan met het doel
D
De OA moet zijn doel altijd op de MINST INGRIJPENDE WIJZE zien te bereiken!
Slide 6 - Quiz
Waarom hoeft een verdachte niet mee te werken aan opsporingsbevoegdheden?
A
De verdachte dient wel mee te werken aan alle opsporingsbevoegdheden
B
Hij hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling.
C
De verdachte heeft geen rechten die hem verplichten mee te werken
D
Een verdachte dient altijd mee te werken, anders is hij strafbaar voor wederspannigheid
Slide 7 - Quiz
Als je twijfelt aan iemand zijn identiteit, welk document kan je dan zekerheid geven?
A
Identiteitsbewijs
B
Rijbewijs
C
Paspoort
D
Akte van geboorte of geboorteakte
Slide 8 - Quiz
Wat is het doel van staande houden?
A
Vaststellen identiteit
B
Vaststellen persoon
C
Vaststellen of iemand verdachte is
D
Vaststellen of er een strafbaar feit is gepleegd.
Slide 9 - Quiz
Is een verdachte verplicht zijn identiteitsgegevens op te geven?
A
Nee, een verdachte hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling
B
Ja, een verdachte is altijd verplicht zijn ID-gegevens op te geven.
C
Nee, een verdachte deze niet op te geven. Wanneer hij dit wel doet, dienen het wel de juiste gegevens te zijn.
D
Nee, een verdachte is nooit verplicht mee te werken aan bevoegdheden van de OA.
Slide 10 - Quiz
Van wie mag je een identiteitsbewijs vorderen?
A
Alleen van de verdachte
B
Van een ieder indien redelijkerwijs noodzakelijk
C
Van een ieder
D
Van getuigen en van de verdachte
Slide 11 - Quiz
Wat mag je onderzoeken bij een fouillering ter vaststelling de identiteit?
A
Jasje, tasje, dashboardkastje
B
Alle voertuigen
C
Alle voorwerpen die degene met zich mee voert
D
Je mag geen spullen doorzoeken voor vaststelling ID
Slide 12 - Quiz
Wie is bevoegd tot het staande houden van een verdachte?
A
Op heterdaad iedereen
B
Alleen de opsporingsambtenaar
C
De opsporingsambtenaar en de burger
D
De opsporingsambtenaar en de burger indien noodzakelijk
Slide 13 - Quiz
Een agent van de regionale eenheid is in de katoenstraat bezig met een buurtonderzoek naar een kort tevoren gepleegd misdrijf. Hij ziet daar een man lopen en houdt hem staande om te onderzoeken of deze mogelijk als verdachte kan worden aangemerkt. Is deze agent bevoegd de man staande te houden?
A
Ja uit feiten en omstandigheden kan de agent de man als verdachte aanwijzen
B
Ja vanwege het buurtonderzoek mag de agent de man staande houden
C
Nee, de man is niet aan te merken als verdachte
D
Nee.
Slide 14 - Quiz
Je bent werkzaam als BOA in de gemeente Eindhoven. Tijdens je dienst zie je een strafbaar feit buiten heterdaad. Op dit feit staat meer dan vier jaar gevangenisstraf. Ben je bevoegd de verdachte van dit feit aan te houden?
A
Ja, indien er sprake is van ernstige bezwaren.
B
Ja, omdat er sprake is van een VH-feit
C
Nee, het is geen heterdaad situatie
D
Nee, tenzij het bevel van de (h)ovj niet kan worden afgewacht
Slide 15 - Quiz
Nadat een verdachte word aanhouden heb je verschillende mogelijkheden. Welke mogelijkheden horen hier niet bij?
A
Ophouden voor onderzoek
B
Ophouden voor identiteit
C
Gevangenhouding
D
Voorgeleiding aan de HOVJ
Slide 16 - Quiz
Op dinsdagavond word er een verdachte aangehouden inzake winkeldiefstal bij de GAMMA. De verdachte word vastgehouden op locatie. Enige tijd later wordt de verdachte overgenomen door de politie. Vanaf wanneer begint het termijn van ophouden voor onderzoek?
A
Vanaf het moment dat de verdachte is aangehouden door een OA
B
Vanaf het moment dat de verdachte wordt voorgeleid aan de (h)ovj
C
Vanaf het moment dat de verdachte wordt overgedragen aan de politie
D
Vanaf het moment dat de verdachte is aangehouden door de burgermedewerken