Maatwerk th2: lesson 1 - round 3

1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today's Lesson
Recap: word order + adjectives
Recap grammar: Irregular plurals
Kahoot: Irregular plurals
Now you: Come up with a sentence + use an irregular plurals and make use of the word order
New grammar: future tense

Goal: I can make correct irregular plurals.

Slide 2 - Slide

Recap: Wat is de woordvolgorde in Engels?

Slide 3 - Open question

Recap: Gebruik een adjective in een zin

Slide 4 - Open question

Irregular plurals
plurals = meervoudsvormen

Sommige nouns (zelfstandignaamwoorden) hebben een andere plural vorm (meervoudsvorm). Dit zijn uitzonderingen

Singular nouns die eindige op -f of -fe veranderen in de plural vorm naar -ves

For example:
- elf = elves
- wolf = wolves
- life = lives

Slide 5 - Slide

Irregular plurals
plurals = meervoudsvormen

Sommige singular nouns hebben hun eigen plural vorm. Daar is geen regel voor, die moet je gewoon uit je hoofd leren.

For example:
- Mouse = mice
- (wo)man = (wo)men
- Foot = feet

Slide 6 - Slide

Irregular plurals
plurals = meervoudsvormen

Sommige singular nouns veranderen niet van vorm als je ze plural maakt. Ze blijven hetzelfde

For example:
- fish = fish
- sheep = sheep
- deer = deer

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Come up with your own sentence:
make a sentence using the word order and use a plural in that sentence

Slide 9 - Open question

Future Tense
Doel: je gebruikt de toekomstige tense om aan te geven dat iets in de (bijna) toekomst gaat gebeuren:
 
Er zijn manieren om dit te doen in het Engels

- Events that are scheduled or arranged (gepland en geregeld) - present simple
- Talk about future plans or intentions (plannen en intenties) - am/are/is + (not) going to + a verb
- To make promises and predictions about the future (beloftes en voorspellingen) - will 

Slide 10 - Slide

Future Tense
Manier 1: Events that are scheduled or arranged (gepland en geregeld) - present simple
Manier 2: Talk about future plans or intentions (plannen en intenties) - am/are/is + (not) going to + a verb
Manier 3: To make promises and predictions about the future (beloftes en voorspellingen) - will 

Wat is de present simple ook alweer?\

Assignment:
- This year's shopping trip is next weekend already
- Once you start your homework I am going to make/will/make you a cup of tea
- I am not feeling very well. I am going to take/take/will the day off

Slide 11 - Slide