HAVO 4 Bedrijfseconomie H10 $10.3 Erven civiel

Wat gaan we doen op maandag 8 februari:
- stand van zaken praktische opdracht
- check huiswerk 
- erven en testament, wat is dat en hoe regel je dat?- 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we doen op maandag 8 februari:
- stand van zaken praktische opdracht
- check huiswerk 
- erven en testament, wat is dat en hoe regel je dat?- 

Slide 1 - Slide

-   begrijpen en herkennen wat een nalatenschap is en op welke twee manieren
    dat geregeld kan worden (via versterfrecht/uiterste wil)
-   herkennen welke groepen nabestaande het versterfrecht erkent
-  begrijpen wat plaatsvervulling is, een ongedaanmakingsverbintenis,
    stiefoudergevaar en wilsrechten
-  begrijpen en herkennen welke 2 soorten testamenten er zijn, een legaat 
   en een codocil
-  begrijpen en berekenen wat een legitieme aanspraak, een legitieme portie, 
   een legitieme massa is en wat onterven inhoudt
Leerdoelen

Slide 2 - Slide

Heb je wel eens te maken gehad met een erfenis?

Slide 3 - Mind map

Nalatenschap = het vermogen (bezittingen en schulden)
 dat de overleden persoon op de dag van overlijden nalaat

Erfopvolging gebeurt:
- bij versterferfrecht (= wettelijk erfrecht) - zonder testament
- bij uiterste wil - met testament
 


   --> in een testament kan men (deels) afwijken van het versterferfrecht
   --> meestal kiest men voor de regels van het versterferfrecht met een
         aanvulling of toepassing

Slide 4 - Slide

 - bij vererving erven alleen echtgenoot/kinderen (1e groep)
   --> het gaat om juridische kinderen van de overledene
 - geen echtgenoot/kinderen? --> ouders, broers en zussen (2e groep) erven
 - geen ouders, broers en zussen? --> grootouders (3e groep) erven
 - geen grootouders? -->  overgrootouders (4e groep) erven

    --> binnen een groep heeft iedere persoon recht op een gelijk deel van de
          nalatenschap
Versterferfrecht = het erfrecht dat geldt als de erflater geen testament heeft
 --> er bestaat een volgorde van groepen erfgenamen binnen 
       het versterfrecht

Slide 5 - Slide

Plaatsvervulling = de situatie dat (klein)kinderen de plaats van een erfgenaam innemen als de erfgenaam:
  - is overleden
  - de erde erfenis verwerpt of onwaardig is 
    (= in geval van misdrijf tegen erflater)

     -->  plaatsvervulling vervalt als er een 
            testament is, tenzij bepaald is dat 
            plaatsvervulling van toepassing is

Slide 6 - Slide

Binnen groep 1:
- echtgenoot en kinderen recht op gelijk deel van nalatenschap
- echtgenoot krijgt vruchtgebruik over alle bezittingen en schulden
   --> kinderen hebben een 'niet-opeisbare vordering' 
         (blote eigendom) op de nog levende ouder
   --> erfdeel is opeisbaar als langstlevende ouder overlijdt 
         of bij een failissement
   --> rente over vorderingen van kinderen, als wettelijke rente > 6% 

Slide 7 - Slide

Opgave:
A: Versterferfrecht
B: Ja, door plaatsvervulling
C: Andries heeft recht op 1/5 
D: Ook 1/5; binnen een groep heeft ieder persoon recht op gelijk deel 
E: Ieder kleinkind heeft recht op 1/2 x 1/5 = 1/10

Slide 8 - Slide

Gelukkig op huwelijksreis?

Slide 9 - Slide

Testament = een door een notaris of testateur zelf opgestelde akte, waarin iemand regelt wat er na zijn/haar dood met zijn/haar nalatenschap/erfopvolging gebeurt

Notarieel testament
- Notaris maakt een notariële akte op (= het testament) en die moet worden
 ondertekend door de testateur en notaris
   --> Notaris doet melding van het testament bij het 
         Centraal Testamenten Register (CTR)

Depottestament
- Testateur maakt zelf een testament en geeft deze (gesloten of open) 
   in bewaring bij de notaris
   --> Van deze verklaring maakt de notaris een akte van bewaring
   --> Het testament en de akte van bewaring vormen samen het depottestament
   --> De notaris moet hier ook melding van doen bij het CTR


Slide 10 - Slide

Legaat = het door een erflater toewijzen van bepaalde goederen of een geldbedrag aan iemand of aan een organisatie (= legataris)
 --> de legataris is de ontvanger van het legaat en heeft niets te maken 
       met de afwikkeling van de nalatenschap

Codicil = een onderhands, door de erflater geheel met de hand geschreven,
 gedagtekend en ondertekend stuk, waarin alleen het volgende gelegateerd kan
 worden:
 - kleding, lijfstoebehoren, bepaalde lijfsieraden, dingen uit de inboedel, 
   boeken, persoonlijkheidsrechten van auteurs
   --> in een codocil kunnen ook de wensen staan hoe de uitvaart eruit moet zien 

Slide 11 - Slide

Legitieme portie = het deel van de erfenis waarop de legitimaris (het kind) altijd
 recht heeft
 --> vaak is de legitieme portie de helft van het erfdeel of de legitieme massa
       volgens het versterferfrecht

Legitieme (legitimaire) massa:
+  waarde van de nalatenschap
+  waarde bepaalde giften (bepaalde giften in de afgelopen 5 jaar voor overlijden 
    én giften aan legitimarissen)
–  schulden van de nalatenschap (schulden die bij overlijden aanwezig waren,
    kosten van begrafenis/crematie, kosten voor vereffenen nalatenschap enz.) 

Legitimaire aanspraak = de legitieme portie minus door de legitimaris tijdens zijn
 leven ontvangen giften van de erflater 

Slide 12 - Slide

Onterven = het door de erflater bepalen dat iemand geen erfgenaam en dus geen
 rechtsopvolger meer is van de overledenen
 --> als een kind wordt onterfd, kan h/zij de legitieme portie opeisen (in geld en < 5jr) 

Ongedaanmakingsverbintenis = de langstlevende kan de toedeling van alle
 goederen en schulden binnen drie maanden na overlijden van de erflater
 ongedaan maken

Stiefoudergevaar = het gevaar dat de vordering van de kinderen in een
 gemeenschap van goederen in het nieuwe huwelijk valt.
 --> langstlevende ouder overlijdt als 1e  --> nalatenschap naar de stiefouder

Wilsrechten = kinderen kunnen hun vordering beschermen bij een nieuw
 huwelijk van de langstlevende ouder


Nog een paar begrippen:

Slide 13 - Slide

Huiswerk

- hoofdstuk 10.4 Erven civiel lezen en bestuderen
- opgaven 10.10 t/m 10.13 
     

Slide 14 - Slide