Nederlands periode 2 week 2

Wat klopt er niet?
- sneeuwpopen
-alineas
- droomen
- glasen
- harren
- fatbiken
-W.K.-een

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat klopt er niet?
- sneeuwpopen
-alineas
- droomen
- glasen
- harren
- fatbiken
-W.K.-een

Slide 1 - Slide

Nederlands periode 2 week 2
Probeer uit te leggen dat je meerdere docenten hebt, zonder dat je een meervoudsvorm gebruikt. 

Slide 2 - Slide

Nederlands periode 2 week 2
Deze week: 
Oefenboek ( dunne boek) : Taalverzorging A en B:
Meervoudsvorming en 
Bijvoeglijk naamwoorden.

Jeej!

Slide 3 - Slide

Taalverzorging A: blz 110 oefenboek
Doel: Je leert de spelling van het meervoud van zelfstandige naamwoorden. 

Slide 4 - Slide

Opdracht
Schrijf in je schrift 5 dingen die je om je heen zit in enkelvoud en meervoud
Vergelijk daarna met je buren.

Hoeveel manieren heb je kunnen vinden waarop je van enkelvoud meervoud maakt? Kun je een soort logica ontdekken?

Maak nu van deze woorden verkleinwoorden ( potlood-potloodje) 
daarna in het meervoud

Vergelijk nu alle meervoudswoorden van de eerste opdracht met de tweede. Wat valt je op?

Slide 5 - Slide

lezen
Blz 176 en 177

Welke woorden vind je lastig ? Schrijf ze op.
Welke manieren wist je al en welke snap je niet zo goed?

Slide 6 - Slide

huiswerk
Maak opdracht 3 tot en met 12 .
Dunne boek blz 108 en 109

Slide 7 - Slide

les 2 
Nakijken huiswerk. 
Stickerronde: Stamp in je hoofd de 6 blokjes van blz 176: 
1. Meervouden op -en
2. Meervouden op -s
3. Meervouden van afkortingen: -s & -en
4. meervouden met een trema: - iën, ieën, - eeën. 
5. twee meervoudsvormen
6. bijzondere meervoudsvormen.
huiswerk: niet.

Slide 8 - Slide

les 3
Herhalen stickerronde meervoudsvorming
start B: bijvoeglijke naamwoorden.

Schrijf 10 zinnen in je schrift als antwoord op de vraag;
Ik zie , ik zie wat jij niet ziet.
Je antwoord alleen met bijvoeglijke naamwoorden,
bijvoorbeeld:

Slide 9 - Slide

les 3
Schrijf 10 woorden in je schrift als antwoord op de vraag;
Ik zie , ik zie wat jij niet ziet.
Je antwoord alleen met bijvoeglijke naamwoorden,
bijvoorbeeld:
1. rood
2. mysterieus
3.levensgevaarlijk
4. scheef
5. etc

Slide 10 - Slide

les 3
ruil je schrift met een klasgenoot en maak zijn/ haar bijvoeglijk naamwoorden af met iets dat je in je klas ziet;
bijvoorbeeld
1. De rode etui
2. de mysterieuze deur
3. De levensgevaarlijke docent
4. De scheve ogen
5. etc

Slide 11 - Slide

les 3
Kijk in elkaars schrift. 
Wat valt je op aan de spelling van de woorden bij de eerste opdracht in vergelijking met die van de tweede? Bijvoorbeeld:
1. Rood
1. De rode etui

Wat verandert er aan het woord rood?

Slide 12 - Slide

les 3
Huiswerk:
opdracht 2 tot en met 9 blz 110-111 oefenboek
Lees daarvoor eerst handboek p.p 178-179

Slide 13 - Slide

les 4
Nakijken huiswerk
stickerronde:
Lees uit je hoofd vanaf blz 178 en 179 de 4 kaders:

1. Verbogen en onverbogen vorm
2. ( voltooid) Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
3. stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
4. trappen van vergelijking.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide