Herhaling par. 4.3 en par. 4.5 ( Basis + Kader)

Herhaling par. 4.3 en par. 4.5
Toets: Woendag 22 mei 2024
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling par. 4.3 en par. 4.5
Toets: Woendag 22 mei 2024

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Elke tekst heeft een tekstdoel. Welke tekstdoelen zijn er?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Tekstdoelen
  • Een schrijver schrijft een tekst met een reden. 
Deze reden noem je het tekstdoel.
  • Er zijn verschillende tekstdoelen, bijvoorbeeld:
  1. Informeren
  2. Activeren/overhalen
  3. Amuseren
  4. Overtuigen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Zoekend lezen

Slide 4 - Mind map

Bij zoekend lezen lees je niet de hele tekst.  Je zoekt alleen het stukje tekst dat je nodig hebt. Dat stukje lees je precies.

Zo lees je zoekend :
• Bekijk de titel en tussenkopjes. Je weet dan snel waar je moet zoeken.
• Kijk naar anders gedrukte woorden (vet, schuin, gekleurd, onderstreept).
• Let op opvallende tekens (bolletjes, nummeringen, sterretjes, enzovoort), tabellen, grafieken en afbeeldingen. Als je bijvoorbeeld de toegangsprijs van een concert zoekt, let je op een getal en op het euroteken (€). Als je zoekt waar het concert is, let je op de afbeelding van het kaartje, de routebeschrijving of op de afkorting voor kilometer (km).

Wat moet ik doen bij zoekend lezen?
  •  de tussenkopjes;
  • de plaatjes;
  • de schema's, grafieken, tabellen;
  • vetgedrukt of anders gedrukte woorden

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Oefening

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tekstdoelen

Een reclametekst heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Tekstdoelen

Een leesboek heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Bij zoekend lezen:
A
Wil ik informatie vinden die ik nodig heb
B
Lees ik een tekst heel precies
C
Bekijk ik vooral het onderwerp van de tekst
D
Zoek ik alleen de moeilijke woorden op

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

zoekend lezen
A
Je wilt weten of de tekst interessant is voor jou.
B
Je wilt begrijpen wat er in de tekst staat.
C
Je wilt het antwoord weten op een vraag.
D
Je wilt onthouden wat er in de tekst staat.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is er belangrijk bij zoekend lezen?
A
Tussenkopjes
B
Anders gedrukte woorden
C
Opvallende tekens
D
Plaatjes

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
B
De schrijver wil informatie geven (informeren)
C
De schrijver wil je iets leren of uitleggen (instrueren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil informatie geven (informeren)
B
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
C
De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een verwijswoord?
A
fiets, paard, helm
B
blijven, zitten, zijn
C
doe, werk, maak
D
ik, hij, zij, wij

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

WAT IS EEN VERWIJSWOORD?
A
de hond
B
verwijzen
C
hij
D
mijn moeder

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions



Wat is geen verwijswoord?
A
de
B
deze
C
het
D
dat

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'opsomming'?
A
en
B
ook
C
daarna

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Het signaalwoord 'toch' is een signaalwoord die hoort bij het tekstverband:
A
Opsomming
B
Tegenstelling

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

'Maar' is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
tijdsvolgorde
D
opsomming

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn verwijswoorden?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden zijn ...
Wat zijn signaalwoorden? Kun je er ook een paar noemen?

Slide 25 - Mind map

This item has no instructions

Signaalwoorden en tekstverband
tekstverband
signaalwoorden
opsomming
als eerste, daarna, bovendoen, daarnaast, vervolgens, ook, tot slot
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, toch, integendeel
tijdsvolgorde
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Oefening

Slide 27 - Slide

This item has no instructions