Les 1 MC, 3.5 Woorden

timer
10:00
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Programma
Wat gaan we doen:
  • Starten met 3.5 Woorden
  • Kofferpresentatie: Jesse, Douwe, Jan R.

                   Leestoets: inplannen inhalen Douwe: maandag 17 febr?

                   Jan L. leestoets nog inleveren

                    Zakelijke email: inplannen inhalen Felix en Samih: maandag 17-2?

Slide 2 - Slide

3.5 Woorden

Slide 3 - Slide

Bladzijde 170-171

Slide 4 - Slide



Wat is ook alweer een synoniem?

Slide 5 - Slide

Synoniem

Een ander woord met dezelfde betekenis

Bijvoorbeeld:
begin, start, aanvang 
voorbarig, prematuur, vroegtijdig
verveeld,  futloos, hangerig, lamlendig

Slide 6 - Slide

Antoniem

Een woord met een tegengestelde betekenis

Bijvoorbeeld:
donker en licht
goed en kwaad 
rauw en gaar

Slide 7 - Slide

3.5 Woorden

Slide 8 - Slide

3.5 Woorden

Slide 9 - Slide

Aan de slag met 3.5 Woorden
Klassikaal: opdracht 3

Individueel:
Wat?: 3.5 Woorden: 4, 5, 6, 7, 8, 9, 12, 13, 15
+ Leren woorden uit de woordenlijst
Hoe?: zelfstandig (zachtjes overleggen mag)
Tijd: 15 minuten
timer
15:00

Slide 10 - Slide

Bespreken 3.5 Woorden opdrachten

Slide 11 - Slide

opdracht 4
a. eigen antwoord
b. blijdschap, boosheid, verdriet, minachting, walging, neutraal, angst, verbazing 

Slide 12 - Slide

opdracht 5
a. Welke emoties iemand daadwerkelijk heeft, bepalen we op basis van zaken die om hem of haar heen gebeuren – de context. 
b. foto 1: zin 1
     foto 2: zin 2
c. Je hebt de context van een foto of de hele lichaamshouding van iemand nodig om te zien wat de gezichtsuitdrukking echt betekent. Uit alleen de gezichtsuitdrukking trek je een verkeerde conclusie. 

Slide 13 - Slide

opdracht 6
a. 
b. eigen antwoord
c. Soms is het onduidelijk (zelfs bij wetenschappers) of iets aangeleerd is of aangeboren. 

Slide 14 - Slide

opdracht 7
a. Bijvoorbeeld: sommige emoji’s betekenen iets wat hoort bij de Japanse cultuur, niet bij de onze. Of er zijn veel emoji’s voor Japans eten of Japanse treinen. 
b. Emoji’s worden in steeds meer culturen gebruikt. 
c. eigen voorbeeld

Slide 15 - Slide

opdracht 8
a+b eigen antwoord
c. a teleurgestelde emoji met zweetdruppel
b iemand die van zijn eten aan het genieten is
c een gezicht in een ongemakkelijke situatie
d iemand die een diepe buiging maakt
e vrouw die aangeeft dat alles oké is 
f iemand die achter een informatiedesk werkt en vraagt hoe ze kan helpen
g iemand die een hoofdmassage krijgt
h feestvierende handen 

Slide 16 - Slide

opdracht 9
a. neutraal
2. de communicatie
3. daadwerkelijk
4. de context
5. element 
6. nuanceren

Slide 17 - Slide

timer
10:00

Slide 18 - Slide

Programma
Wat gaan we doen:
  • Zakelijke email  inhalen deze les: Felix en Samih 
  • Kofferpresentatie: Jesse, Douwe, Jan R.
  • Starten met 3.9 Spelling
  • Leestoets inkijken
                  
 Leestoets: Jan L. leestoets nog inleveren.



Slide 19 - Slide

Kofferpresentatie

Slide 20 - Slide

Huiswerk van vandaag
Nog vragen over het huiswerk van vandaag?
3.5 Woorden


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Geef een voorbeeld van een

Zwak werkwoord
Sterk werkwoord

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Aan de slag met 3.9 Spellng
Wat?:  opdr. 1 t/m 7, 8a, 10 + leren dicteewoorden (en ook weten wat het betekent) 
Klaar met bovenstaande?: oefen met test jezelf en evt versterk jezelf
Hoe?: zelfstandig (zachtjes overleggen mag)
Tijd: 15 minuten
Dit is ook je huiswerk voor 3 maart
timer
15:00

Slide 28 - Slide

Huiswerk voor maandag 3 maart
Maken 3.9 Spelling:
Opdr. 1 t/m 7, 8a, 10 + leren dicteewoorden (en ook weten wat het betekent)
Oefen met test jezelf en evt versterk jezelf


Slide 29 - Slide